archief / downloads

Achtergrondartikel: Eindhoven de groenste…

Eindhoven de groenste…

Van de vijf grote steden in Nederland is Eindhoven een van de groenste. Ruim een-derde van de openbare ruimte is groen. Dit komt vooral door de drie groene wiggen die vanuit het buitengebied tot in het centrum van de stad reiken. Dat die wiggen nooit zijn volgebouwd is te danken aan de uitgangspunten die de architecten Jos Cuypers (1861-1949) en Louis P.J. Kooken (1867-1940) kozen toen zij in 1918 hun uitbreidingsplan voor ‘Groot-Eindhoven’ schetsten. Dit plan, dat de opmaat vormde voor de samenvoeging van Eindhoven en de vijf buurgemeenten tot één Groot Eindhoven, werd ingegeven door de snelle industrialisatie met de komst van Philips in 1891. Sinds dit plan speelt groen een belangrijke rol in de ontwikkeling van de stad, een rol die in de toekomst alleen maar belangrijker wordt…

 

De snelle industrialisatie van Eindhoven leidde tot problemen op het gebied van mobiliteit en er was een groot gebrek aan goede woningen. Als reactie op vergelijkbare situaties kwam in Engeland een beweging op gang waarbij het streven was om nieuwe fabriekssteden te bouwen volgens het ‘tuinstadmodel’. Deze gedachte introduceerde Ebenezer Howard (1850-1928) in zijn invloedrijke publicatie Garden Cities of To-Morrow uit 1902. Het model behelsde de oprichting van een reeks zelfvoorzienende en autonome steden midden op het platteland, omgeven door groen.

De visie van Howerd leidde tot een internationale beweging die het tuinstadmodel in tal van landen propageerde. In Nederland lieten verlichte ondernemers en industriëlen, zoals Philips en machinebouwer Stork, zich inspireren door dit model. Zij bouwden in de jaren 1900-1925 zogenaamde tuindorpen of tuinwijken aan de rand van de bestaande stad, dus niet als zelfvoorzienende nederzetting midden op het platteland. Stork bouwde in Hengelo tuindorp ’t Lansink en Philips bouwde voor zijn arbeiders onder andere Philipsdorp. Dit tuindorp werd naar Engels voorbeeld voorzien van een collectieve ‘green’ (nu het PSV-stadion en omgeving). Deze parkzone was aanvankelijk voorzien van wandelpaden, een muziekkiosk en sportvoorzieningen.

Cuypers-Kooken gingen in hun Uitbreidingsplan voor Groot-Eindhoven uit van de historisch gegroeide radiale structuur. In 1921 trad G.C. Kools (1891-1962) aan als directeur Gemeentewerken en hij stelde op baisi avn het plan van Cuypers-Kooken een uitbreidingsplan op dat door de raad werd vastgesteld. De aanwezige landschappelijke en radiale structuur vormde de ‘ruggengraat’ van het plan. Daaraan voegde Kools een cirkelstructuur toe. Kools besteedde daarnaast aandacht aan de aanleg van openbare parken in de stad, iets dat tot die tijd in Eindhoven ontbrak. Het Stadswandelpark, destijds gelegen aan de rand van de stad, werd gefaseerd ontwikkeld uit de oorspronkelijke tuin van buitenplaats ‘Den Elsent’. Kools zag tevens de kwaliteiten van de Dommel als landschappelijke structuur door het centrum van de stad en liet aan de oevers ervan fraaie plantsoenen verschijnen. D.F. Tersteeg (1872-1940) was verantwoordelijk voor het ontwerp.

Anton Philips en zijn vrouw hadden inmiddels landgoed De Wielewaal gekocht en om dat te vieren schonken ze de stad een deel van het landgoed in de vorm van het Philips de Jongh wandelpark (1924), van de hand van Tersteeg. De komst van de nieuwe woonwijken en voorzieningen onder invloed van met name Philips maakte van Eindhoven een ‘companytown’.

Met de komst van J.M. de Casseres (1902-1990) als hoofd van de nieuwe afdeling Dienst Gemeentewerken-Stadsuitbreiding, in 1931, ontstond een meer omvattende visie op de omgang met groen in de stedelijke planologie. Het groen in de stad diende te worden verbonden met het landschap buiten de stad, terwijl grote groene zones met sport- en recreatievoorzieningen langs de uitvalswegen de woonbuurten van elkaar scheidden.

Eindhoven heeft flink geleden onder de oorlog. Enkele bombardementen legden delen van de stad in puin. De stadsparken en het sportpark werden in de oorlogsjaren gebruikt voor de productie van landbouwgewassen. Al tijdens de oorlog was J.A. Kuiper (1907-2003) begonnen met het opstellen van een nieuw uitbreidingsplan. Hierin pleitte hij voor het verder uitwerken van de bestaande structuur als een ‘bloem met bloembladen rond een hart’. De aandacht ging in de eerste jaren na de oorlog vooral uit naar het centrum van de stad en de verkeersproblematiek bij de spoorwegovergang naar Woensel.

Het plan van Kuiper was mede gebaseerd op de wijkgedachte, waarbij wijken en buurten een maatschappelijke rol spelen. De wijkgedachte brengt daarbij de sociale waarde van groen op wijk- en buurtniveau. Met het aanstellen van F.J. Fontaine (1922-2002) als hoofd van de nieuwe afdeling Plantsoenen krijgt deze gedachte over groen ook daadwerkelijk vorm. Hij heeft in de periode 1950-1983 een duidelijk stempel gedrukt op de ontwikkeling van de groenstructuur van Eindhoven. Hij had bij de aanleg van parken en plantsoenen veel aandacht voor openheid en de gebruiksmogelijkheden. Voorbeelden zijn het Philips van Lenneppark, Hugo de Grootplein en het St.-Bonifatiuspark.

Vanaf het einde van de jaren vijftig kwam de grootschalige uitleg van de stad met nieuwe woonwijken goed op gang. De nieuwe gebieden waren voornamelijk in Woensel geprojecteerd. Op basis van het plan van De Casseres, verder uitgewerkt door Kuiper en Fontaine,  werd in Woensel gebouwd aan een moderne tuinstadwijk. De oude door het landschap ingegeven structuur, gekarakteriseerd door de vele beekdalen en dorpslinten werd gedeeltelijk teniet gedaan. De structuur was niet meer geënt op de landschappelijke verkavelingsstructuur, maar de groenstructuur sloot wel aan op het buitengebied. Hier en daar bleven te midden van de nieuwe wijken nog restanten van de oude radialen en dorpskernen zichtbaar.

Het Henri Dunantpark (1971) in Woensel werd ontworpen door Piet Ramp, de opvolger van Fontaine. Hij stelde ook de ‘Groene Kapitaalwerken’ samen: een totaal groenontwerp voor de stad. In de jaren zeventig werd meer en meer gekozen voor het bouwen rond ‘woonerven’, waarin de auto slechts te gast is en er meer ruimte is om te spelen en veilig te lopen of fietsen. Dit paste in de stedenbouwkundige opvatting, waarbij de menselijke maat als uitgangspunt werd genomen. Als reactie op de hoogbouw uit de jaren ’60 verrezen ook in Eindhoven zogenaamde ‘bloemkoolwijken’ met kronkelige kleinschalige structuren. Het groen kreeg in deze wijken een meer ‘natuurlijk’ karakter. Eindhovense voorbeelden zijn de wijken Geestenberg en Achtse Barrier.

In de jaren tachtig kwam er een einde aan de grote groei van Eindhoven. De gemeente ging bezuinigen. Het groen kwam onder druk te staan: het assortiment verschraalde, zowel in aanleg als in beheer. De gemeentelijke boomkwekerijen hielden op te bestaan. Het stadsontwerp hield zich niet meer bezig met de stad als geheel. Elke uitbreiding kreeg een eigen ontwerpfilosofie en groenplan.

Door een grondruil met Veldhoven kon in de jaren negentig de Vinexwijk Meerhoven aan de stad worden toegevoegd. De structuur was geënt op de diversiteit van het Kempisch landschap. Dit is terug te zien in buurten die variëren van bosrijk tot graslanden. Kenmerkend zijn de hoge dichtheden en de verkeerstructuur met gescheiden busbaan (HOV) die voor verbinding met het centrum van Eindhoven zorgde. De HOV werd daarnaast ook gebruikt om de bereikbaarheid van Eindhoven Airport te vergroten. In Meerhoven werd Park Meerland aangelegd. Een opmerkelijke grote groene zone van 60 ha. Dit park, ontworpen door Atelier Dutch, heeft in 2011 de Dirk Roosenburgprijs gewonnen.

Met het graduele vertrek van Philips uit Eindhoven kwamen tal van gesloten industriële productielocaties beschikbaar voor stedelijke ontwikkeling. Een eerste herontwikkeling vond plaats aan de Emmasingel met de transformaties van De Witte Dame (1998) en later van de Lichttoren (2009). Daarnaast kwam de herontwikkeling van Strijp-S in beweging. Het transformeerde tot een dynamisch woon- en werkgebied met daaraan flankerend het woongebied van Strijp-R en higtech productiezone Strijp-T.

Het voormalige Philips Research is getransformeerd tot de High Tech Campus Eindhoven, een gebied met een sterke landschappelijke structuur naar ontwerp van Juurlink+Geluk. Centraal op de Campus ligt een waterplas met op de noordoever het gebouw The Strip met daarin gemeenschappelijke voorzieningen zoals horeca en een auditorium. Ook de TU/e campus onderging een vernieuwing door MTD. Dit plan met de naam Campus 2020 zorgt voor ontsluiting van alle faculteiten en gebouwen die straks aan dit verkeersluwe gebied liggen. De Groene Loper vormt het groene hart van de vernieuwing  De inrichting van de ‘scenic walk’ biedt allerlei aanleidingen voor gebruik en inspireert studenten, docenten en bezoekers tot ontmoeting.

In 2016 becijferde het CBS dat de economie van Brainport Eindhoven bovengemiddeld groeide. De regionale bedrijven leverden in dat jaar een bijdrage van 37,5 miljard aan onze nationale economie en die bijdrage is in 2017 wederom gegroeid. Deze krachtige economie is een van de belangrijkste stimulansen voor de huidige hoog-dynamische ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Tal van opmerkelijke plannen op Strijp-S en In de binnenstad staan in de bouwsteigers. Met de Trudo Toren, en verticaal bos, van architect Stefano Boeri zet de woningbouw corporatie Eindhoven internationaal op de kaart. Bij District-E, de ontwikkeling van het Stationsgebied naar plannen van Powerhouse Company en ZUS, is speciale aandacht voor de groene aanleg van de publieke ruimte.

Op het gebied van verkeer verschuift de aandacht van automobiliteit naar de fiets. Dit is terug te zien in projecten als de Slowlane, de Groene Corridor en de Vestdijk, die een enorme transformatie ondergaat tot stadsboulevard. De Slow Lane is een verbinding voor langzaam verkeer (fiets) tussen de verschillende economische toplocaties in en rondom Eindhoven, over comfortabele paden, langs aantrekkelijk groen voor zowel mens als plant en dier. De Groene Corridor is een concept van Adriaan Geuze (West8, supervisor Strijp-S en Strijp-T). Hij beoogt een groene recreatieve wandel- en fietsverbinding van het centrum van Eindhoven, via Strijp naar het hart van Oirschot en Nationaal park Het Groene Woud te realiseren. De andere twee stadsparken, Genneper Parken en de Karpen, hebben de Dommel als ruggengraat.

Eindhoven staat aan de vooravond van forse veranderingen. De stad zit economisch in de lift. De komende tien jaar krijgt de stad te maken met 20.000 nieuwe inwoners. Dit houdt in dat er 10.000 nieuwe wooneenheden bij moeten komen met een oppervlakte van in totaal 1 miljoen vierkante meter. Binnen de huidige grenzen van de stad wordt gezocht naar mogelijkheden voor inbreiding met behoud van de bestaande kwaliteiten van de stad. Daarbij is aandacht voor groen, zowel kwalitatief als kwantitatief, van groot belang. Maar er is meer aan de hand. In een stenige omgeving loopt de temperatuur immers sneller op dan op het platteland. Daardoor wordt het onaangenaam warm in de stad. Ook de hevige regenval stelt de stad voor problemen. Bij extreme buien staan tunnels en kelders blank omdat het rioleringsstelsel het overvloedige aanbod van regenwater niet aankan. Daarnaast lopen door het gebruik van fossiele brandstoffen de concentraties fijnstof en CO2 in de lucht te hoog op. Bij de aanpakken van deze uitdagingen spelen groene leefomgevingen een cruciale rol.

Het centrumgebied verdient daarbij extra aandacht. Dat is nu nog sterk versteend en nauwelijks groen. Door het verbinden van de drie groene wiggen wil de gemeente invulling geven aan de ‘vergroening’ het centrum. Dat is een van de uitdagingen van Winy Maas (MVRDV), die in 2017 door de gemeente is aangesteld als supervisor van de binnenstad. Een onderdeel van de Eindhovense aanpak die Maas voorstelt is een ‘Eindhovense laag’ waarbij platte daken en binnenplaatsen een rol kunnen spelen. ‘In Eindhoven is 80 procent van de daken plat. Dat biedt mogelijkheden’, stelt Maas: ‘Op een nieuw gebouw kun je een groen dak aanleggen met een trap en een park waar je kunt rondlopen. En je kunt het idee nog verder doortrekken, door met verschillende programma’s het landschap op het dak te activeren.’ Ook spreekt Maas over het’ Nationaal Park Eindhoven’ als een onderdeel van zijn vergroening van Eindhoven: ‘Er zijn genoeg plaatsen waar we al kunnen starten met vergroenen. Het gebeurt nu al met de Vestdijk, met de plaza’s, met de binnenplaatsen, de daken, de muren, nieuwe gebouwen. Misschien kunnen we een “Nationaal Park Eindhoven” overwegen. Dat moet nieuwe beplanting krijgen, meer biodiversiteit, energieproductie, watervoorraad, verbetering van de luchtkwaliteit, een verkoelend effect en ruimte voor recreatie, vrije tijd en nieuwe banen. Daar gaat deze operatie over.’

Tekst: René Erven. Beeld: Project deken van Somerenstraat, MVRDV

Bronnen/ Literatuur:

Guus van Rijswijck, ‘Bouwen aan de groene stad van de toekomst. Stedenbouwkundige Winy Maas spreekt in Eindhoven over verdichting, openbare ruimte en de vergroeningsopgave van de stad’, in: Stad en groen / www.stad-en-groen.nl, 2018, p. 53-57.

Gerrie Andela, Licht op groen, Eindhoven, 2005.

Groen beleidsplan 2017, gemeente Eindhoven, Eindhoven, 2016

Rene Erven, Afslag groen, Eindhoven, 2016

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox