archief / downloads

Beschouwing: Gezonde verdichting 2/5

(On)gezonde verdichting?

‘Zijn we wel op een gezonde manier de stad aan het verdichten?’ Die vraag stelde Marcel Smets tijdens de tweede bijeenkomst in de lezingenserie ‘gezonde verdichting’. Een kritische beschouwer kan zien dat veel stedelijke verdichtingsprojecten resulteren in iconische woontorens op strategische plekken, maar dat die hoogbouw niet per se meedoet in het beter functioneren van de stad…

 

De argumenten voor de verdichting van steden zijn bekend. Ze komen regelmatig ter sprake bij de bijeenkomsten van Architectuurcentrum Eindhoven, maar Marcel Smets zette ze bij de start van zijn betoog nog een keer op een rij. In de eerste plaats betekent een grotere bebouwingsdichtheid dat er meer ruimte in het buitengebied kan worden vrijgehouden. Juist die open ruimte is kostbaar en van belang voor natuurontwikkeling en ecologie, voor de waterhuishouding, afkoeling, stilte en duurzame voedselproductie. Een ander argument is dat verdichting stedelijke voorzieningen betaalbaar houdt. De gebruikers wonen op immers kortere afstanden en kunnen deze te voet of met de fiets bereiken. Ook stellen de beleidsmakers dat door verdichting rond ov-hubs het aantal reizigers in het openbaar vervoer stijgt de frequentie van het autogebruik vermindert. En tot slot: stedelijke verdichting zorgt voor een beter en intensiever gebruik van de openbare ruimte. De investering in de aanleg daarvan rendeert beter en de veiligheid verhoogt.

De praktijk laat zien dat verdichting vertaald wordt in hoogbouw. Vaak iconische woonprojecten met beperkt grondvlak, waarbij weinig investeringen in het publieke domein zijn vereist. Woontorens die hun woonkwaliteit vaak ontlenen aan het spectaculaire uitzicht van grote hoogte. ‘Het individu wordt niet langer geconfronteerd met de anderen, maar met de oneindigheid’, stelde Smets. De ontwikkelaars zetten dit soort projecten strategisch in de markt met attractieve communicatiecampagnes. Ze dragen bij aan de mythe van het zelfstandige gebouw, waarin collectieve – privé – voorzieningen exclusief beschikbaar zijn voor de bewoners. ‘Deze zucht naar verzelfstandigde eigenheid leidt bijna altijd tot een gesloten vorm, die zich tegen de stedelijke omgeving als een gesloten doos of een bastion afzet’, aldus Smets, die zijn stelling illustreerde met tal van actuele voorbeelden uit België (afbeelding) en Nederland.

Ertzberg lanceert project The View in Leuven

Project The View, Leuven (beeld: Ertzberg)

Deze ontwikkeling leidt tot een ontkenning van de specificiteit van de stad. Ze resulteren in wat Smets een ‘Amerikaans stadsmodel’ noemde. De stad wordt daarbij niet langer gevormd door de continuïteit van de open, publieke ruimte, maar door een samenstel van objecten. Bovendien leidt deze vorm doorgaans niet tot sociale menging of rehabilitatie van bestaande buurten. Ze zijn autistische implantaten van demografisch en economisch gelijkgestemden.

Bovendien is hoogbouw niet de meest efficiënte vorm van stedelijke verdichting. Smets refereerde daarbij aan de studie Urban Space and Structures van Lionel March en Leslie Martin uit 1972. Hierin laten zij zien dat met een gegeven kavel het stapelen van volumes niet efficiënter is dat het slim, gespreid rangschikken van dezelfde hoeveelheid volumes. Architect en onderzoeker Philip Steadman komt, voortbouwend op het werk van March en Martin, tot dezelfde conclusie: hoogbouw scoort slechter dan aaneengesloten bouwvolumes. Hij breidde hun bevindingen uit naar onderzoeken van diverse stedenbouwkundige structuren aan de hand van energie- en duurzaamheidscriteria.

Sinds de jaren tachtig laten stedelijke overheden meer ruimte voor marktwerking bij de ontwikkeling van hun stad. Voor de realisatie van stedelijke projecten wordt sindsdien samenwerking gezocht met commerciële partijen. Ruimtelijke ontwikkeling, en dus gezonde verdichting, is een zaak van consensus tussen de publieke en private belangen geworden.

Die consensus zou volgens Smets echter gebaseerd moeten zijn op een aantal  principiële uitgangspunten. Het is bijvoorbeeld van belang om verdichting niet als een losse opgave te zien, maar als onderdeel van de stadsontwikkeling als geheel. Smets stelde bovendien dat het draperen van gebouwen met groen niet voldoende is. Overheden zouden moeten inzetten op robuuste groene structuren die diep in het stedelijk weefsel doordringen. Daarmee wordt de natuur in de stad gebracht met als voordeel een toename van aantrekkelijke, waterdoorlatende, groene open ruimte. Ook zouden de collectieve ruimtes die bij verdichtings-operaties worden ontwikkeld beschikbaar moeten zijn voor een uiteenlopend gebruik ten dienste van de gehele buurt. Van belang is ook een mix van koop en huur zodat de buurt sociaal gemixt blijft, met aandacht voor alle leeftijdscategorieën. Lokale werkgelegenheid en de integratie van voorzieningen die het stedelijk karakter verhogen verdienen eveneens aandacht. Tot slot zouden stadsverdichtingszones optimaal en multimodaal bereikbaar moeten zijn. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van stad en regio gegarandeerd.

Dit soort heldere ambities en kaders kunnen alleen succesvol zijn als een lokale overheid daar consequent en gedurende een langere periode aan vasthoudt. Dat vergt een stevige onderhandelingspositie met de ontwikkelende partijen. Supervisoren kunnen daarbij een cruciale rol spelen. Maar hoe zien zij zelf hun rol en hoe geven ze daar vorm en inhoud aan? Daarover praten we volgende keer verder met Don Murphy en Jeroen de Willigen…

De tweede bijeenkomst in de serie ‘Gezonde verdichting’ vond plaats op maandag 21 november 2022 in Natlab. Gastprogrammaker: Violette Schönberger. Gast: Marcel Smets. Nagesprek: Violette Schönberger, Marcel Smets en Tim Peeters. Beschouwing: René Erven.

Referentie: Lionel March en Leslie Martin, Urban Space and Structures, Cambridge 1975.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox