De klimaatadaptieve stad
Op woensdagavond 12 juni 2019 verzamelde zich een bond gezelschap van studenten, architecten en uiteenlopende geïnteresseerden in Natlab voor de bijeenkomst: ‘Man versus Nature: working towards a climate adaptive city’. Er zijn drie gasten uitgenodigd, die elk op hun eigen manier ingingen op de vraag hoe architectuur kan of moet reageren op veranderingen die door de mens zelf zijn veroorzaakt. De een laat de natuur zoveel mogelijk gedijen in het gebouw, de ander gaat terug naar de kern en vraagt zich af wat de culturele bijdrage van architectuur is in een veranderende omgeving.
Klimaatverandering, een haast niet te ontkennen fenomeen in deze warme, zomerse dagen. Buien en stormen worden heviger, temperaturen stijgen en droogte neemt toe. De stenige stad is ook wel het synoniem voor het hitte-eiland geworden. Zijn bewoners zijn al langzaam aan het evolueren, zoals de stadse tuinslak waarvan nu bekend is dat deze een lichter gekleurd huisje heeft dan zijn soortgenoot op het platteland, en daardoor minder warmte opneemt. De slak past zich aan. De vraag is echter, hoe passen wij, de makers van de stad, onze leefomgeving aan?
De Groningse architect Ben van der Meer biedt op deze vraag een antwoord door een concreet voorbeeld toe te lichten. This side up, een nieuwbouwwoning in Groningen, staat te midden in een gebied dat risico loopt op aardbevingen als gevolg van menselijk handelen. In elke zin die Ben uitspreekt, klinkt noodzaak om zijn leefomgeving te veranderen. Abstracte normeringen en risicoberekeningen zijn voor hem veranderd in gezichten met persoonlijke verhalen. Geduldig neemt hij ons mee in de wereld van het Groningse bouwen. Een wereld van overdimensionering, subsidieregels, geduld, frustratie en nog een meer geduld. Aardbevingsbestendig bouwen is immers geen rocket science, het is vooral een kwestie van volharding.
Risicokaarten, second opinions, lange en ingewikkelde procedures met de Nederlandse Aardolie Maatschappij voor een fractie van de bouwsom, het lijkt voor ons ‘zuiderlingen’ haast onwerkelijk. Als iemand vraagt waarom mensen überhaupt nieuwe huizen bouwen in een gebied met kans op aardbevingen wordt het stil in de zaal. Gespannen en nieuwsgierig kijk ik even om me heen. Terwijl ik me nog aan het afvragen ben of je dit wel kan vragen na zo’n bevlogen verhaal, is Ben duidelijk niet verrast door de opmerking. Onverstoord vervolgt hij zijn pleidooi.
De noodzaak om aardbevingsbestendig te bouwen kan immers ook als een kans worden gezien. De architect moet afstand nemen van zijn oude vertrouwde idioom, de Hollandse baksteen. Restricties bieden ook kansen voor een nieuwe vormentaal, zo onderzoekt Ben van der Meer zelf de mogelijkheden van houtskeletbouw. Een uitdaging die menig ontwerpershart sneller doet kloppen. In de zaal ontstaan al ook ideeën: waarom in de hoogte bouwen als het dunbevolkte Groningen juist heel veel ruimte biedt? Enthousiasme dat in de praktijk al snel zal stuitten op inmiddels door de tijd ingehaalde beeldkwaliteitsplannen en de gehanteerde standaardwoningen van de grotere ontwikkelaars en aannemers, uiteraard allemaal uitgevoerd in baksteen.
Het verhaal van Ben kent een duidelijke opgave. De obstakels en restricties zijn helder in beeld en ieder kan eigen creatief aandeel leveren. Hoe anders is dit het geval bij ‘klimaatadaptief bouwen’, een woord dat inmiddels bijna een containerbegrip is geworden. Maar wat betekent dit eigenlijk? Twee andere bevlogen sprekers van de avond, Adriënne Kolen en Harrie van Helmond, proberen ons geduldig weg wijs te maken in de hoeveelheid mogelijkheden die klimaatadaptief bouwen biedt.
Adriënne Kolen, architect bij Inbo, geeft invulling aan het klimaatadaptief bouwen bij de ontwikkeling van circulaire woningen op Strijp-S. Een manier van ontwikkelen die vraagt om kritische architectuur, die onconventionele paden durft te bewandelen. Een architectuur die het hele proces ter discussie stelt en elk element bevraagd, van het warmtesysteem tot aan de deurbel. Hoewel ik nog niet gedacht had aan een woning zonder deurbel, vinden de nieuwe bewoners van Circular Houses Strijp-S dit geen enkel probleem. De bewoners zullen dan ook nog twee jaar na de oplevering worden gevolgd om erachter te komen hoe het is in een circulaire woning te wonen. De experimentele opzet van het project biedt de mogelijkheid om zelf handvatten te creëren in de wereld van het klimaat adaptief bouwen.
Harrie van Helmond, werkzaam als zelfstandig architect, wil de zaal nu al graag handvatten aanreiken door kennis te delen. Harrie is dan ook verbonden aan Biotope City, een internationaal platform dat zich al jarenlang sterk maakt voor vergroening van de leefomgeving. Dit vertaalt zich in het streven naar minder wateroverlast; minder hittestress; minder nadelige gevolgen van droogte en bodemdaling en meer biodiversiteit. Onderwerpen die steeds meer aanbod komen in huidige ontwerppraktijk, maar desondanks niet altijd hebben geleidt tot het gewenste resultaat volgens Harrie. Bevlogen laat hij dan ook de referentieprojecten zien waarbij het volgens hem wel gelukt is.
Wellicht speelt een gebrek aan kennis op dit gebied een rol en hij wil ons dan ook graag concrete tools aanreiken voor onze dagelijkse ontwerppraktijk. Zo noemt hij bijvoorbeeld ‘regeneratief ontwerpen’, een concept waarbij het gaat om duurzaam bouwen in de meest brede zin van het woord. Naast onderwerpen als zelfvoorzienend en circulair, is er ook aandacht voor onderwerpen als de sociale structuur. De samenhang tussen de verschillende thema’s worden weergegeven in een roosdiagram, waardoor de architect een hulpmiddel wordt geboden om de uiteenlopende aspecten van het klimaat adaptief bouwen te bespreken met zijn opdrachtgever.
Maar de bal ligt niet alleen bij de ontwerper, ook overheden kunnen volgens Harrie een bijdrage leveren. Zo werkt de gemeente Den Haag met een puntensysteem, ook wel Greenpoints genoemd. Het systeem bepaalt hoeveel punten moeten worden bereikt met een nieuwbouwproject. Meer punten, hoe meer maatregelen nodig zijn. Bij het maken een ontwerp kan de ontwikkelaar of architect kiezen uit een lijst met verschillende maatregelen. De constructie van een biodivers dak is goed voor 3 punten, de constructie van een sedum dak levert 2 punten op.
Overweldigd door alle mogelijkheden die binnen het klimaat adaptieve bouwen, wordt een actieve rol van de overheid in de zaal warm ontvangen. Regels zouden een middel kunnen zijn om als ontwerper weg wijs te worden in de wereld van het klimaat adaptieve bouwen, maar vooral ook de manier om iedere eindgebruiker mee te krijgen in verandering tegen het hitte-eiland effect in een stad als Eindhoven. Ergens wordt ik jaloers op de innerlijke overtuigingskracht van Ben. Het is niet zozeer dat hij de eindgebruikers moet overtuigen, hij is immers sterk verbonden met hen.
Laat ik terug keren naar de introductie van mijn verslag: de evolutie van de stedelijke slak. Het zijn immers die verhalen die het hitte-eilandeffect geen abstracte normeringen maken en de gevolgen van het hitte eiland effect laten zien. Verhalen die mijn eigen overtuigingskracht voeden en waarmee ik vervolgens met hetzelfde enthousiasme als Harry en Adriënne aan de slag kan met de verrukkelijke hoeveelheid aan mogelijkheden om het hitte-eiland effect tegen te gaan.
De bijeenkomst ‘Man versus Nature: working towards a climate adaptive city’ was een samenwerking tussen Studievereniging Bouwkunde Cheops en Architectuurcentrum Eindhoven. Te gast waren architecten Ben van der Meer (Vector-i), Adriënne Kolen (Inbo) en Harrie van Helmond (Biotope City). De gespreksleiding was in handen van Marcel Musch. Verslag: Eva Hexspoor.