Biobased bouwen is niet langer een niche, maar een essentieel onderdeel van de oplossing voor de ruimtelijke uitdagingen waar de regio voor staat. Door de kracht van lokale materialen te benutten, samenwerkingen te versterken en regelgeving te moderniseren, kan biobased bouwen een doorslaggevende rol spelen in de duurzame ontwikkeling van Eindhoven, de omliggende regio en ook daarbuiten. Dat was de belangrijkste conclusie van de tweede bijeenkomst in de serie ‘Groei en de regio’, die Architectuurcentrum Eindhoven organiseerde.
De middagbijeenkomst werd gemodereerd door Marian de Vries, architect en zelf pionier op het gebied van biobased ontwerpen én bouwen. Ter inleiding toonde ze een aantal inspirerende voorbeelden, zoals haar eigen CPO-project Cabins in the Wood op het VB-terrein in Eindhoven, het project Salix in Meerhoven en The Matchbox, het nieuwe kantoor van woningcorporatie Trudo op Strijp-S. Ze laten zien hoe een circulaire én natuurinclusieve benadering kan bijdragen aan een duurzamere toekomst. Maar hoe deze aanpak op te schalen, zodat er ook serieuzere aantallen woningen kunnen worden geproduceerd?
De Vries onderstreepte dat het succes van biobased bouwen niet alleen afhangt van de materialen zelf, maar vooral van samenwerking tussen sectoren. De opschaling vraagt niet alleen om nieuwe technologieën, maar ook om een cultuurverandering in de bouwsector. Regelgeving, ambitie en multidisciplinaire samenwerking zijn essentieel. Dat illustreerde De Vries aan de hand van een aantal voorbeelden. Elk biobased materiaal heeft bijvoorbeeld specifieke eigenschappen die invloed hebben op de teelt en verwerking ervan. Bij het door Rijksbouwmeester Floris Alkemade geïnitieerde project Brood & Spelen, verkende De Vries hoe hennep als bouwmateriaal kan worden opgeschaald. Hierbij moest rekening worden gehouden met regionale verschillen. Dit vraagt om nauwe samenwerking tussen boeren, onderzoekers en bouwbedrijven.
Daarnaast benadrukte De Vries dat biobased bouwen niet alleen ecologische voordelen biedt, maar ook kan bijdragen aan de identiteit en leefbaarheid van een gebied, zoals bij de projecten Biobased Bouwen Oirschot en de herontwikkeling van de Rustenburgstraat in Eindhoven. Een derde belangrijke factor is het stimuleren van de lokale economie. het project Cabins in the Wood toont aan hoe de inzet van lokaal hout niet alleen de ecologische voetafdruk verkleint, maar ook werkgelegenheid creëert en de afhankelijkheid van geïmporteerde bouwmaterialen vermindert. Dit type projecten onderstreept hoe biobased bouwen niet alleen een innovatieve bouwmethode is, maar ook een katalysator kan zijn voor circulaire regionale ketens.
De van origine tuinbouwer Theo van Berendonk richt zich op de teelt en toepassing van miscanthus, een multifunctioneel toepasbaar gewas dat ook in de bouw kan worden toegepast. In Nederland speelt hij samen met zijn organisatie Miscanthus Agri een voortrekkersrol in zowel de teelt als het onderzoek naar dit snelgroeiende gewas. De meerjarige plant heeft een groot CO₂-opslagpotentieel en kan op termijn een duurzaam alternatief vormen voor traditionele bouwmaterialen. Van Berendonk benadrukte dat de teelt in Nederland groeit, met de ambitie om van 100 naar 350 hectare te gaan in 2026. De uitdaging ligt in het beter vastleggen van de CO₂-winst in kostenberekeningen, zodat biobased materialen economisch aantrekkelijker worden. Hij ziet vooral kansen in de bouw en de grond-, weg- en waterbouwsector, waar de overstap naar duurzame materialen nog achterblijft.
Bram van Rijt, directeur VDL De Meeuw, illustreerde op de traagheid van innovatie binnen de bouwsector. In vergelijking met de auto-industrie en technologiesector blijft de bouw sterk achter op het gebied van productiviteit en duurzaamheid. Van Rijt ziet kansen in modulair bouwen, waarbij gebouwen sneller, flexibeler en herbruikbaar kunnen worden geproduceerd. Hij introduceerde het concept flexgoed, waarbij gebouwen niet statisch zijn, maar eenvoudig kunnen worden aangepast aan veranderende behoeften, zonder grote milieu-impact. Maar dat is slecht één van de oplossingen… Binnen zijn werk bij VDL de Meeuw pleit hij voor de integratie van biobased materialen in modulaire productielijnen, maar dan moeten deze wel gecertificeerd en in gegarandeerde hoeveelheden beschikbaar zijn.
Harwil de Jonge, Directeur Gebiedsontwikkeling & Duurzaamheid bij Heijmans, benadrukte dat biobased bouwen geen niche zou moeten blijven, maar een integraal onderdeel van de bouwsector. Hij wil bijvoorbeeld natuurinclusief bouwen tot norm verheffen binnen de nieuwe Omgevingswet. Samen met tal van partners, waaronder BAM Wonen, BARLI, Bouwgroep Dijkstra Draisma, GeWoonhout, Heddes, Hurks en Plegt-Vos heeft Heijmans zich onlangs gecommitteerd aan de afspraak om in 2030 30% van de nieuwbouwwoningen (tot vijf bouwlagen) voor minstens 30% uit biobased materialen te bouwen. Daarnaast startte het bedrijf in 2024 een proef in Friesland met het telen en toepassen van biobased bouwmaterialen van vezelhennep. De Jonge wees op de uitdagingen van schaalvergroting: de productieketen moet betrouwbaar zijn, regelgeving moet duurzame materialen bevoordelen en er moet voldoende afzetmarkt zijn. Ondanks deze obstakels ziet hij een sterke beweging richting industriële verwerking van biobased materialen.
Harold van de Ven, zelfverklaard ‘turbodenker en spreker’ gaf als vertegenwoordiger van Building Balance zijn visie op de ontwikkelingen in Brabant. Hij benadrukte eveneens de noodzaak van samenwerking tussen de agro-industrie en de bouwsector. We kunnen niet langer met de overstap naar biobased bouwen wachten als we de klimaatdoelen van Parijs willen halen, stelde hij. Wanneer de vraag naar biobased bouwen groot genoeg wordt, zullen structurele veranderingen volgen. Hij pleitte voor een systeem waarin boeren verzekerd zijn van afname en architecten gestimuleerd worden om biobased materialen te omarmen. Regionale samenwerking en investeringen in kennis en ketenontwikkeling zijn volgens hem essentieel om biobased bouwen naar het hoger plan te tillen. Hij ziet de regio Oost-Brabant als een pionier in waar de aanwezige kennis en innovatiekracht samenkomen.
In de discussie met de sprekers werd benadrukt dat de regelgeving voor biobased bouwen moet worden aangepast om een gelijk speelveld te creëren. Er moet transparanter worden gerekend, zodat de voordelen van duurzaamheid, biodiversiteit en gezondheid daadwerkelijk in de kostprijs worden meegenomen, waardoor duurzame alternatieven concurrerender worden. Van belang is het versterken van vertrouwen voor boeren, die biobased materialen telen, door middel van investeringen en garanties, zodat de productie op gang kan komen. Grote spelers als VDL en Heijmans kunnen hierin een sleutelrol spelen. Tot slot werd de rol van de architect aangestipt: bij het gebruik van biobased materialen zouden we anders kunnen gaan nadenken over de vorm, structuur en uitstraling van gebouwen. Een zware fundering is bijvoorbeeld bij lichtere houtconstructies niet altijd meer nodig. De creativiteit en openheid voor nieuwe, innovatieve producten is ook van cruciaal belang voor de duurzame groei van de regio en de implementatie van biobased materialen in de bouwsector.
De sprekers waren het unaniem eens: biobased bouwen biedt grote kansen, maar vraagt om structurele aanpassingen. Innovatie, regelgeving en ketensamenwerking moeten beter op elkaar aansluiten om een schaalbare, duurzame bouwsector mogelijk te maken. De uitdagingen zijn groot, maar de urgentie is nog groter.
De bijeenkomst ‘Opschalen en biobased’ vond plaats op donderdag 13 februari 2025. Met als gasten: Bram van Rijt (VDL De Meeuw), Theo van Beerendonk (Miscanthus Argi), Harwil de Jonge (Heijmans) en Harold van de Ven (Building Balance). Moderatie: Marian de Vries (mulderendevries) en René Erven.
Leonne Cuppen verzorgde namens Nieuw Zwanenburg een mini-expositie over biobased materialen.
Datum bericht: 18 februari 2025
Verslag: Stan Jansen, m.m.v. René Erven