archief / downloads

Verslag bijeenkomst Destination EIN / Nieuwe Energie 4

Kansen én vergezichten

Op maandag 5 oktober 2020 vond de laatste bijeenkomst plaats van het project Destination EIN. Thijs van Spaandonk blikte terug op de vijf verdiepende lezingen, de wandelingen door de wijk en de gesprekken tussen ontwerpers en buurtbewoners. Belangrijkste vragen: hoe verbinden we het ‘nieuwe stadmaken’ in de wijk aan de energietransitie, en hoe kan ontwerpkracht daarbij worden ingezet?

 

Thijs van Spaandonk schetste aan het begin van de avond de centrale vraag van het lezing- en onderzoeksprogramma: hoe kan de energietransitie worden ingezet als hefboom om ook andere opgaven, zoals klimaatadaptatie of verduurzaming van de woningvoorraad, aan te pakken? Het oppakken van die zogenaamde koppelkans is broodnodig. Van Spaandonk herhaalde daarom nogmaals de woorden van Daan Zandbelt, te gast bij een van de eerste lezingen in januari 2020: ‘We hebben niet de ruimte, noch het geld en de tijd om opgaven los van elkaar te adresseren.’

Het is dus van belang de opgave integraal te benaderen en te zoeken naar koppelingen. De vraag hoe je mensen ‘meekrijgt’ in die energietransitie is daarbij cruciaal. Anke van Hal, te gast in februari 2020, liet zien hoe bewoners te mobiliseren zijn. Het wijkvernieuwingsproject in Toronto dat ze destijds presenteerde sprak tot de verbeelding. Hier werd, voordat de energietransitie ter sprake kwam, eerst een event in het park georganiseerd. Tijdens deze gratis buurtbarbecue konden bewoners op een speciale dreamwall hun dromen schrijven. Het bleek dat bewoners dromen van betaalbaar voedsel dat ze op hun eigen balkon kunnen kweken, van gezellige buren en een prettige woonomgeving met goede verlichting, fijn groen en geen achterstallig onderhoud in de wijk. Minder criminaliteit kwam voor de bewoners pas op de vijfde plaats, terwijl experts vooraf dachten dat dit als het grootste probleem zou worden ervaren.

Van Hal stelt voor om de beleving van bewoners serieus te nemen en ze vroeg te betrekken bij dit soort transitieopgaven, bijvoorbeeld in de vorm van een bewonersadviescommissie. In een blog zegt ze: ‘Zet de kennis die altijd achteraan hobbelt, voorop – de belangen en ervaringen van de bewoners. Zij zijn de derde succesfactor. Dus maak niet zo’n haast met de eerste twee, de technische en financiële opties en oplossingen. Ga als team eerst eens wandelen door de wijk, rondkijken, een praatje maken met mensen op straat, voelen en horen wat er leeft. Er zijn al zoveel mensen in die wijken die heel goed weten wat er speelt: opbouwwerkers, wijkagenten, mensen die de moestuinclub en de speeltuinvereniging runnen en ‘losse’ bewoners. Zij worden eigenlijk weinig bij dit soort projecten betrokken, terwijl zij veel kennis in kunnen brengen (…) Schep een fijne wijk voor bewoners en trek hen zo de energietransitie in.’[1]

Die belangrijke observatie vormde het uitgangspunt van de vier wandelingen door de Generalenbuurt die we met bewoners en een groot aantal betrokken ontwerpers in de maand juni 2020 hebben ondernomen. Het leidde tot belangrijke inzichten in het functioneren van de wijk. Ook ontstond er een beeld van de bedreigingen en de kansen.

 

De vijf o’s

Onderaan zijn die kansen voor de Generalenbuurt puntsgewijs in kaart gebracht. Tijdens de workshopsessie met bewoners en ontwerpers zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd die daarbij van belang zijn. Van Spaandonk noemde dit de vijf o’s van het nieuwe stadmaken. In de eerste plaats is ‘ontdekken’ belangrijk. Wat zijn de kwaliteiten van de wijk? Welke sociale verbanden zijn er actief en kunnen worden gemobiliseerd? Ook een laagdrempelige ontmoetingsplek is van belang. ‘Ontmoeting’ leidt tot gesprek over de ideale wijk en wat je als bewoner kunt of wilt doen. ‘Ontregelen’ is een derde aandachtpunt. Een term die refereert aan ‘minder regels’. Het ontregelen past in de ontwikkeling naar een zogenaamde uitnodigingsplanologie. Een aanpak waarin regels er zijn om iets mogelijk te maken, richting te geven, te sturen en niet om eerst zoveel mogelijk op voorhand te verbieden. Daarmee ontstaan er kansen voor ‘ondernemen’, de vierde ‘o’ van het nieuwe stadmaken.

‘Ontwerpen’, de vijfde ‘o’, speelt volgens Van Spaandonk bij alle aspecten van het nieuwe stadmaken een rol. Ontwerpkracht kan worden ingezet om de opgave te verkennen, om er grip op te krijgen, om mensen samen te brengen en participatieprocessen vorm te geven. En, ontwerpkracht kan helpen om denk- en oplossingsrichtingen te verbeelden.

Maar hoe krijg je nu mensen daadwerkelijk in beweging? Hoe te beginnen als mensen de urgentie om met de energietransitie aan de slag te gaan niet voelen? Er is immers ogenschijnlijk geen probleem in de Generalenbuurt, het is er fijn, rustig en betaalbaar wonen. Een observatie die Erik Leijten, directeur van BPD Gebiedsontwikkeling, toch wenste te nuanceren: ‘We zijn samen met Woonbedrijf nu actief in Woensel, en hier speelt echt heel veel. Het is een stadsdeel met zo’n 25.000 woningen, grotendeels gebouwd in de wederopbouwtijd. In de grote eengezinswoningen uit de jaren zestig en zeventig wonen steeds meer senioren, alleen of met zijn tweeën. De nieuwe instroom bestaat voornamelijk uit alleenstaanden, eenoudergezinnen of jonge stellen. Dus het aantal mensen is gedaald, maar het aantal auto’s is gestegen. Bovendien dreigt verloedering voor de winkelstrips. Er is zeker sprake van sociale problemen, ook al zijn deze niet op het eerste gezicht zichtbaar. Kun je dat voorkomen? Hoe kunnen we daar bij de transformatie van het gebied in meebewegen?’

 

Lokale kansen én vergezichten

Het leidde tot de vraag of er manieren te bedenken zijn die de bewoners van de wijk stimuleren om over de eigen toekomst na te denken. Roozbeh Nikdel, Businessontwikkelaar Duurzame Warmte bij de gemeente Eindhoven, bracht naar voren dat als je bewoners wilt betrekken, je ze duidelijkheid moet kunnen bieden: ‘Je moet de bewoners een helder voorstel kunnen voorleggen, anders haken ze af. Het proces naar aardgasvrij in 2050 moet meer perspectief krijgen.’

Hij pleitte voor heldere spelregels van de landelijke overheid. ‘Je krijgt mensen niet in beweging als ze niet weten waar ze aan toe zijn.’ Hij refereerde daarbij ook aan de kritiek van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Algemene Rekenkamer.

Met het Programma Aardgasvrije Wijken heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) volgens de Rekenkamer verwachtingen gewekt die niet kunnen worden waargemaakt. Bovendien is onduidelijk welke doelen de minister op enig moment wel nastreeft en welke niet of niet meer. Dat concludeert de Rekenkamer in een verantwoordingsonderzoek dat in mei 2020 verscheen: ‘Omdat de meeste Nederlandse woningen en andere gebouwen met aardgas verwarmd worden, krijgen alle inwoners van Nederland, als eigenaar of als huurder, op termijn te maken met het loskoppelen van hun woning van het aardgas. Voor huurders en huiseigenaren is inzicht in het tijdsverloop, de kosten en de opbrengsten van het aardgasvrij maken van woningen belangrijk aangezien zij uiteindelijk, direct of indirect, de kosten dragen.’[2]

Ook het Planbureau voor de Leefomgeving uitte zich in augustus 2020 kritisch. Uit onderzoek naar de kosten en opbrengsten van enkele verduurzamende maatregelen die eigenaren van rijwoningen zelfstandig kunnen nemen concludeert het Planbureau dat ‘woonlastenneutraliteit’ vaak niet haalbaar is. Hierdoor is voor huiseigenaren afwachten op lagere investeringskosten of betere regelingen de aantrekkelijkste optie.[3]

Nikdel: ‘De vraag is dus: hoe gaan we die kosten van energietransitie “eerlijk” verdelen? Daar moet centraal regie op gevoerd worden om te borgen dat er landelijk duidelijke spelregels komen, die moeten zorgen voor een eerlijke en rechtvaardige verdeling van die kosten. Dit probleem ligt nu onterecht op het bordje van de bewoners en de lokale partijen.’

Bovendien is de schaal waarop je de bewoners betrekt volgens Nikdel van belang: ‘De Generalenbuurt is als wijk te groot: de buurt, de straat, het woonblok zijn betere schaalniveaus. Je kunt op dit niveau directer met bewoners in gesprek en je bent beter in staat om resultaten te boeken en deze zichtbaar te maken.’

Bas Driessen, adviseur Regionale Energie Strategie van de gemeente Eindhoven, merkte op dat strategische vergezichten bij de energietransitie belangrijk zijn. Hij pleitte ervoor niet alleen te investeren in de kansenagenda van de wijk, maar om ontwerpkracht ook in te zetten voor het formuleren van een langetermijnvisie op het niveau van de wijk of het stadsdeel: ‘Een meer strategische stedenbouwkundige benadering waarbij je scenario’s uitdenkt met concreet geformuleerde doelen van de landelijke overheid voor bijvoorbeeld 2030, 2040 en 2050. In die scenario’s kun je ook aandacht schenken aan zaken als woningverduurzaming, demografische ontwikkelingen, mobiliteit of andere maatschappelijke thema’s.’

Door deze strategische benadering te koppelen aan het gesprek met bewoners kunnen ambities op blok- of buurtniveau echt vorm krijgen. Als er bijvoorbeeld een warmtenet wordt aangelegd, is er een concrete koppelkans. Want dan wordt de straat daadwerkelijk opengebroken en kun je met elkaar in gesprek over die onveilige verkeerssituatie, over een andere invulling van de entreezone voor de flat, of over meer of ander groen in de buurt. En als een corporatie woningen gaat renoveren of aansluiten op een andere ondergrondse infrastructuur, zijn er ook kansen om met de bewoners in gesprek te gaan over het parkeren of de wenselijkheid van een deelauto. Langetermijnstrategie en kansenagenda’s kunnen elkaar dan aanvullen en versterken. Maar dat vergt wel meer helderheid over de langetermijnstrategie en de doelen van de rijksoverheid.

 

Schema: Kansenagenda voor de Generalenbuurt bij energietransitie

  1. Parken en groenzones bieden de mogelijkheid voor een rijker gebruik door diverse doelgroepen (jongeren, ouderen, ouders met kinderen). Partijen: gemeente, bewoners.
  2. Groene restruimtes kunnen een grotere bijdrage leveren aan cohesie in de buurt en de straat. Partijen: gemeente, corporaties, bewoners.
  3. De bestaande buurteconomie, met uitzondering van de winkelstrip aan de Generaal Coenderslaan, is nauwelijks zichtbaar in de wijk. Daarnaast zijn nieuwe en alternatieve vormen van buurteconomie nog afwezig in de Generalenbuurt. Nieuwe vormen van buurteconomie kunnen zijn: het verbouwen van groente en fruit, gezamenlijke werk- en ontmoetingsplekken voor ‘thuiswerkers’, kleinschalige (productie)ateliers. Het bundelen van ‘ondernemersenergie’ van lokale ondernemers en stimuleren van overleg bieden kansen voor andere vormen van lokaal ondernemerschap en vormen een opmaat naar het leefbaar maken van de wijk. Samen kunnen ze bijdragen aan een sterkere buurteconomie. Partijen: lokale ondernemers, particuliere woningbezitters (VVE’s), betrokken bewoners.
  4. De Generalenbuurt is de laatste decennia door de instroom van nieuwe bewoners langzaam van samenstelling veranderd. Er zijn minder gezinnen en er is een groei van het aantal een- of tweepersoonshuishoudens. Het aantal alleenstaande ouderen neemt toe, maar is er ook instroom van jonge ‘starters’ op de woningmarkt. De verduurzaming van de bestaande woningvoorraad is een kans om ook andere woningtypes aan de bestaande woningvoorraad toe te voegen. Bovendien kan de verduurzaming ook stimuleren om bestaande woningvoorraad aan te passen. Bijvoorbeeld door garages om te bouwen tot gezamenlijke werkplekken of om platte daken geschikt te maken als gemeenschappelijke daktuinen. Partijen: corporaties, particuliere woningbezitters, VVE’s.
  5. Er zijn in de Generalenbuurt heel veel verharde straten en hofjes die veelal gebruikt worden om auto’s te parkeren. Bij het vernieuwen van de publieke ruimte biedt het ‘ontharden’ van deze ruimte kansen voor vergroening. Herinrichting van deze zones door of in samenwerking met bewoners biedt een kans voor versterking van de sociale cohesie. Partijen: gemeente, bewoners, particuliere woningbezitters.
  6. De entreezones van galerie- en portiekflats zijn vaak rommelig door een ongelukkige plaatsing van ondergrondse afvalcontainers en fietsrekken. Daardoor zijn deze gebieden ook niet rolstoel- of rollatorvriendelijk. De mogelijke herinrichting van het openbare gebied biedt een kans voor de verbetering van deze entreezones en de aangrenzende publieke ruimte. Partijen: gemeente, corporaties, particuliere woningbezitters (VVE’s).
  7. Het is de verwachting dat de energie-infrastructuur steeds zichtbaarder wordt in de wijk. Dit biedt een kans om deze objecten (transformatorgebouwen, verdeelunits) als identiteitsversterkende objecten vorm te geven. Partijen: gemeente, energieleveranciers, bewoners.

 

[1] ‘Blog Anke van Hal’, website College van Rijksadviseurs.

[2] ‘Aardgasvrije wijken: te hoge verwachtingen gewekt’, website Algemene Rekenkamer, 20 juni 2020

[3] PBL, Woonlastenneutraal koopwoningen verduurzamen: verkenning van de effecten van beleids- en financieringsinstrumenten, Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving, 2020.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox