archief / downloads

Verslag: Buitenkans bijeenkomst 4/5

Verbeeldingskracht en koppelkansen

Dorpen en kleine kernen in het landelijk gebied staan onder druk. De bevolking vergrijst, het voorzieningenniveau loopt terug en het religieuze erfgoed, dat vaak beeldbepalend is, staat leeg. Ook de agrarische sector worstelt met de transitie van de huidige landbouwpraktijk naar een duurzamere landbouw. Zo’n veertig procent van de Brabantse boeren gaat stoppen of overweegt dat te doen. Tegelijk ligt er een grote woningbouwopgave. Hoe gaan dorpsgemeenschappen daarmee om?

 

‘Hét dorp bestaat niet’, dat stelde Evert van Schoonhoven, voorzitter van de Vereniging Kleine Kernen Noord-Brabant. Hij was de eerste gast bij de vierde bijeenkomst van Buitenkans dat het thema ‘dorpsidentiteit’ verkende. Het was zijn reactie op de stelling dat een dorp ‘een verzameling huizen met een kerk in het midden’ zou zijn. Hij spreekt liever van ‘kleine kernen’ en noemde als voorbeeld het vestingstadje Ravenstein, een kern met zo’n 3.000 inwoners dat al in 1380 stadsrechten kreeg. Het gaat er volgens Van Schoonhoven vooral om wat mensen in een kleine kern bindt, en welke kracht ze kunnen mobiliseren om de uitdagingen die er spelen te kunnen aanpakken. En, dan maakt het niet uit of je over een dorp, een wijk of een buurtschap spreekt.

Lokale kracht

De Vereniging Kleine Kernen Noord-Brabant ondersteunt initiatieven van bewoners om de vitaliteit en leefbaarheid van dorpen en buurten te behouden. De vereniging telt zo’n 150 leden, vaak dorpsraden of lokale stichtingen, die zich inzetten voor de leefbaarheid van een kleine kern. Lang was daarbij het credo ‘bouwen, bouwen, bouwen’ vertelt Van Schoonhoven. Wat zo bleef het aantal inwoners op peil, en bleven voorzieningen betaalbaar. Maar sinds de crisis van 2008 hebben met name projectontwikkelaars in veel dorpen aanbodgestuurd gebouwd. Dat wil zeggen veel vrijstaande gezinswoningen, die vaak niet betaalbaar waren voor lokale starters. Het resulteerde in nieuwe bewoners die werken in de stad en vaak niet ‘meedoen’ in de lokale gemeenschap.

Van Schoonhoven signaleert niet alleen problemen, zoals vergrijzing, leegstand van kerken en een verschralend voorzieningenniveau. In tegendeel, sommige dorpen beschikken over een enorme veerkracht en je ziet er ook tal van interessante initiatieven. Hij noemde voorbeelden op het gebied van de energietransitie, zoals de oprichting van een van de eerste energiecorporaties in Esbeek, en de ouderenzorg in Elsendorp. Hier verlenen bewoners samen met professionals zorg aan ouderen.

Het transformeren van religieuze of agrarische gebouwen en het zorgvuldig inpassen van nieuwe woonbebouwing aan de dorpsranden vergt deskundigheid en verbeeldingskracht. Daar ligt ook een belangrijk opgave en uitdaging voor architecten en stedenbouwkundigen. Van Schoonhoven noemde daarbij als inspirerende referentieprojecten het Urban Lab ‘kerkenlandschap’ en het initiatief ‘who cares’, waarin ontwerpers en zorgprofessionals samen met bewoners en gemeenten werken aan nieuwe vormen van wonen en zorg als katalysator van wijk- en dorpsvernieuwing.

Dorps-DNA en koppelkansen

De tweede gast, Sally Lierman, liet aan de hand van het project ‘DNA van het dorp’ zien hoe ontwerpend onderzoek kan worden ingezet bij het verkennen van kansen voor een dorpskern, om daarmee een impuls te geven aan de nieuwe of toekomstige ontwikkelingen. Ze werkt bij Atelier Romain, een Gents multidisciplinair onderzoeks-en ontwerpbureau voor complexe, ruimtelijke vraagstukken.

De aanpak van het project ‘DNA van het dorp’, uitgevoerd in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, steunt op twee belangrijke analyses. In de eerste plaats van de ruimtelijke context en de systemen die hieraan ten grondslag liggen en daarnaast een analyse de beleving van het dorp en het landschap door de bewoners. Beide analyses resulteren in een masterplan, en vervolgens een routekaart voor de toekomst van de het geanalyseerde dorp. Daarbij ligt de nadruk op het versterken van de eigenheid van het dorp.

Lierman illustreerde het project aan de hand van de case Moorsele, een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen met zo’n 6.000 inwoners. Belangrijk aandachtspunten bij het onderzoek waren klimaatrobuustheid en biodiversiteit, kwaliteitsvolle publieke (groene) ruimte, en de mogelijke versterking van het groenblauw netwerk en de open ruimte rondom de kern. Het bureau maakte uiteenlopende kaarten van bijvoorbeeld de geomorfologische ondergrond (beekdallandschap), de lintbebouwing, clusters van kwetsbare woningvoorraad en de uiteenlopende voorzieningen.

Deze analyse werd aangevuld met een belevingsonderzoek. Er werden talloze gesprekken met bewoners gevoerd. Hun wensen en ideeën over bepaalde plekken zijn eveneens ook in kaartbeelden verwerkt. Zo ontstond langzaam maar zeker zicht op de problemen en kwetsbaarheden, maar ook op de ruimtelijke kansen van het dorp. Uiteindelijk resulteerde de analyse in drie ambities: 1. Een levendig dorp met beeldbepalende en levendige lekken; 2. Een levensloopbestendig dorp en 3. Het beekdallandschap als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Met deze analyse en geformuleerde uitgangspunten kan een lokaal bestuur in gesprek met bijvoorbeeld grondeigenaren, ontwikkelaars of andere belanghebbenden.

Hoe dat zou kunnen werken liet Lierman ook zien. Zo bevindt zich rond de beeldbepalende kerk verouderde bebouwing. Als in de toekomst deze wordt vervangen met levensloopbestendige nieuwbouw, kan er rekening worden gehouden met doorzichten naar de kerk. Ook kunnen dan bijvoorbeeld de ambities voor de inrichting van de publieke ruimte rond kerk en nieuwbouw scherp worden geformuleerd.

Woningbouwopgave en versterking kleine kernen

Paul Vereijken, werkzaam als planoloog bij de gemeente Oss, vertelde over hoe woningbouw een plek krijgt binnen de gemeente en hoe die kan bijdragen aan de versterking van de kleine kernen. De gemeente Oss telt 95.000 inwoners en bestaat uit 23 kernen. De hoofdplaats Oss ligt op de dekzand-rug. Andere kernen daarentegen liggen dichter bij de rivier de Maas, in het gebied van polder- en oeverwallen. Deze ruimtelijke condities bepalen van oudsher de ruimtelijke structuur van de nederzettingen. De inpassing van woningbouw is gericht op het versterken van deze ruimtelijke structuur.

Vereijken lichtte vervolgens deze versterkingsopgave toe aan de hand van de casus Ravenstein, het eerder genoemde, vestingstadje aan de Maas waar de komende 15 jaar zo’n 250-300 woningen zullen worden gebouwd. Deze was aanvankelijk gepland aan de zuidkant van Ravenstein, rond Huiseling, een dorp met zo’n 350 inwoners. De planologen van de gemeente Oss zijn ook naar alternatieven gaan zoeken, en hebben gekeken naar het meer open zone aan de westkant van het spoor. Dit bood een aantal extra kansen. Het bestaande NS-station kan een centrale rol gaan spelen in de ontwikkeling van het gebied. Ook kunnen de historische fortificaties, nu niet meer zichtbaar, weer een zicht worden gemaakt in de structuur van de wijk en/of de bebouwing.

Architect aan zet

De laatste gast, Dianne Maas-Flim, belichtte de haar aanpak in de gemeente Groningen. Sinds begin 2021 werkt Maas-Flim hier als ‘bouwmeester versterking’ met de opgave om de versterking en dorpsvernieuwing in het aardbevingsgebied te begeleiden. Daarnaast wekt ze aan een ontwerpleidraad openbare ruimte, de nieuwe mobiliteitsvisie en de klimaatadaptatie binnen de gemeente Groningen. Deze bestaat sinds de laatste gemeentelijke herindelingen niet alleen uit de stad Groningen maar ook uit een groot aantal dorpen. Deze verschillen enorm wat betreft ruimtelijke structuur en aantal inwoners. Hierdoor is de versterkingsopgave en de dorpsvernieuwing een maatwerkoperatie.

Maas-Flim pleitte daarbij voor de inzet meer ontwerpkracht en snellere procedures. Een instrument dat ze daarbij inzet is de Architect aan Zet-aanpak, die ook in Rotterdam wordt toegepast. AAZ is een manier om het vergunningsvrij bouwen en verbouwen mogelijk te maken met als doel om bouwinitiatieven sneller te realiseren. Bij deze aanpak is het aanvragen van een omgevingsvergunning niet meer nodig als een gecertificeerd architect wordt ingezet. Ze hoopt ook dat bewoners door met architecten samen te werken minder voor generieke oplossingen zullen kiezen bij het herstel van hun aardbevingsschade. Architecten werken vanuit de eigenheid van de plek en kunnen door de inzet van verbeeldingskracht juist nieuwe verhaallijnen creëren of toe te voegen.

De bijeenkomst over dorpsidentiteit vond plaats op woensdag 9 juni 20.00-21.45 uur. Organisatie: Buitenkans: Brabants Kempens Architectuur Netwerk. Te gast waren: Evert van Schoonhoven, voorzitter Vereniging Kleine Kernen Nord-Brabant, Sally Lierman, partner Atelier Romain, Paul Vereijken, planoloog gemeente Oss, Dianne Maas-Flim, bouwmeester versteking gemeente Groningen. Gesprekleiding: Lisa Peters. Verslag: René Erven. Bekijk hier de opname van het gesprek.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox