archief / downloads

Achtergrondartikel: Perfect tot in alle details

Perfect tot in alle details

De van oorsprong Franse monnik dom Paul Bellot (1876-1944) was aan het begin van de vorige eeuw een befaamd architect, ook buiten de kloostermuren. Hij heeft een immens oeuvre nagelaten, waaruit een voortdurende zoektocht naar ideale verhoudingen blijkt. Ook in Eindhoven zijn twee fraaie ontwerpen van hem gerealiseerd. Twee gebouwen van het voormalig Augustinianum (1921-1925) aan de Kanaalstraat en de Heilig Hartkerk aan de Ploegstraat(1928-1931) die Bellot in samenwerking met H. C. van de Leur ontwierp.

In het centrum van Eindhoven achter de grote Paterskerk ligt het voormalig Augustinianum. In 1923-1924 heeft monnik-architect dom Paul Bellot dit college uitgebreid met een vleugel aan de Kanaalstraat, onmiddellijk gevolgd door de bouw in 1924-1925 van een tweede vleugel met recreatiezaal en kapel langs de oever van de Dommel

Bellot had ambitie. Zijn slogan was “Innover selon la tradition”, innoveren volgens de traditie. Oude vormen en verhoudingen niet kopiëren, maar hun principes doorgronden en deze als nieuwe artistieke leidraad nemen. Bellot bouwde in heel Europa en zelfs in Canada, waar hij zijn laatste levensdagen sleet. In Engeland bouwde hij Quarr Abbey. In België ontwierp hij het klooster van de Visitatie in Kraainem bij Brussel. In Frankrijk  bouwde hij de Prieuré Sainte-Bathilde in Vanves, een voorstad van Parijs. Dit is maar een greep uit zijn omvangrijk oeuvre. Kenmerkend is zijn voortdurende zoektocht naar ideale verhoudingen.

Paul Bellot (1876-1944) studeerde in 1900 af als architect aan de Ecole des Beaux-Arts in Parijs. Hij bleef in nauw contact met de Parijse modernistische avant-garde. Zo onderhield hij contact met de schilder Maurice Denis, de filosoof Jacques Maritain en de architect August Perret. Als architect werd Bellot geïnspireerd door Eugene Viollet-le-Duc (1814-1879), een Frans architect en bouwhistoricus met een grote passie voor de middeleeuwse architectuur.

Bellot trad na zijn studie toe tot de van oorsprong middeleeuwse Benedictijnse orde. Hier moest hij zich onderwerpen aan de leefregels van Benedictus (ca. 480-547). Deze regels verdelen de dag in vaste tijden voor gebed en gezang, maar voorzien ook in tijden voor eenvoudige handarbeid. Ook werd hij lid van een pragmatische bouworde die veel ambachtelijke kennis bezat. In opdracht van deze orde bouwde Bellot de Paulusabdij in Oosterhout, bij Breda. Deze abdij is uit nood geboren. Door een Franse wet van 1901 die religieus samenleven in Frankrijk verbood moesten de Benedictijnen vluchten naar het buitenland. De Paulusabdij was de plek waar de Franse monniken hun asiel uitzaten, tot ze vanaf 1919 konden terugkeren naar hun vaderland. Bellot zelf keerde in 1928 terug naar Frankrijk.

Voor zijn vertrek brengt de ambitieuze Bellot in 1927 het boek ‘Religieuse bouwkunst door dom Paul Bellot O.S.B.’ uit, en wel in drie talen: in het Frans, het Engels en het Nederlands. Het is een portfolio van zijn eerste zeven bouwwerken. Het Augustijns College in Eindhoven is één van deze zeven eerste werken. In de Franse introductietekst van dit boek wordt duidelijk gemaakt dat Bellot de driehoek van Pythagoras (de rechthoekige driehoek met rechthoekzijden 3 en 4 en schuine zijde 5) gebruikte als basisverhouding. In de literatuur over Bellot wordt steeds geschreven dat hij ontwierp volgens de gulden snedeverhouding.

Bellot geloofde heilig in het gebruik van maatverhoudingen. Zijn hele privéarchief is bewaard gebleven en opgeslagen in het CAMT (le Centre des Archives du Monde du Travail) in het Nood-Franse Roubaix. Dit maakte het mogelijk om te doorgronden hoe hij zijn verhoudingen in de praktijk heeft uitgewerkt in het Eindhovense schoolgebouw en bijhorende kapel.

Uit onderzoek blijkt dat Bellot zijn gulden snedeverhouding combineerde met het dubbel vierkant en hier een reeks van verhoudingsgetallen uit ontwikkelde. Zijn ontwerpgeheim bestond uit een ‘eigen’ tekendriehoek, die hij gebruikte in plaats van de standaard rechthoekige tekendriehoek van 60° bij 30°. Hij bediende zich van deze tekendriehoek om op een eenvoudige en snelle manier vlakken te tekenen volgens de gulden snede. Op deze manier bouwde hij op ingenieuze wijze zijn doorsnedes en gevels op.

Overigens hanteerden architecten vroeger de maten van de gulden snede niet nauwkeurig, maar bij benadering. Architectuur is altijd een praktisch vak geweest en elk materiaal moest en moet nog steeds een vaste maat hebben. Een maatvoering van 5 bij 3 werd gezien als een goede benadering van de gulden snede.

Bij de uitvoering van de kapel werkte Bellot samen met H.C. van de Leur (1898-1994), die later zijn bureau zou voortzetten. Het glas-in-lood in de vensters van het trappenhuis zijn relatief vroeg werk van kunstenaar Joep Nicolas (1897-1972). Het keramiek in de kapel is gemaakt door Jan Schouten (1906- 1987). Het is onbekend welke smid de kroonluchters van de kapel of welke steenhouwer het wijwatervat heeft uitgehakt. Feit is dat Bellot de ontwerp- en werktekeningen heeft gemaakt. Deze zijn bewaard in zijn archief. Het uiteindelijk doel van Bellot was het creëren van een totaalkunstwerk, perfect tot in alle details…

Tekst: Liz Dewitte. Foto’s: RHCe en Mark Frerker

artikel is ook opgenomen in brochure Open Monumentendag 2015.

 

Noot:

Dit artikel is gebaseerd op een wetenschappelijke studie die gepubliceerd is in het Nexus Network Journal, een tijdschrift dat de relatie tussen architectuur en wiskunde onderzoekt. Referentie: Liz Dewitte, “Proportionality in the architecture of dom Bellot.”, the Nexus Network Journal manuscript number NENJ-D-14-00027R3, (2015) Vol. 17, nr 2.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox