archief / downloads

Achtergrondartikel: Kortstondig idealisme

Kortstondig idealisme

De wederopbouwperiode (1940-1965) stond bol van het idealisme. Er werd vol optimisme gewerkt aan een nieuwe maatschappij, met een nieuwe architectuur en een nieuwe kunst. In deze tijd zochten architecten en kunstenaars actief toenadering tot elkaar met als doel een ‘synthese van beeldende kunst en architectuur’. Ook in Eindhoven…

 

Eindhoven kwam gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. Verschillende bombardementen veroorzaakten veel menselijk leed en schade aan de stad. Maar tijd om bij de pakken neer te zitten was er niet. Vol optimisme werd er werk gemaakt van de wederopbouw. Binnen enkele jaren stonden tal van grote bouwprojecten in de stijgers, waaronder de nieuwe Demer, de rondweg, het hoogspoor, het station, de TU/e campus, de bouw van Philipsfabrieken op Strijp-R en -T en vele, vele nieuwbouwwijken.

Na de Tweede Wereldoorlog maakte de monumentale kunst ook een enorme bloei door. Zowel architecten als kunstenaars koesterden een verlangen naar een collectieve, samenbindende en opbouwende kunst. Ondanks dat kunstenaars en architecten heftig discussieerden over de exacte invulling van dit synthese-ideaal, kwamen er tal van inspirerende en geslaagde samenwerkingen tot stand. De tot dan toe relatief bescheiden rol van kunst in gebouwen nam in de jaren 1955-1965 een hoge vlucht.

Het synthese-ideaal kreeg door de overheid een enorme impuls. Op initiatief van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ging in 1951 de percentageregeling van start. Dit betekende dat bij nieuwbouw van rijksgebouwen 1,5% van de bouwsom aan ‘decoratieve aankleding’ mocht worden besteed. Later, in 1955 werd deze regeling uitgebreid naar een 1%-regeling voor rijksmiddelbare en hogere scholen. Ook bijzondere scholen, katholieke en protestantse, konden deelnemen aan de regeling.

Met deze regelingen wilde het ministerie grote delen van de bevolking en de jeugd ‘veelvuldig en op ongezochte wijze’ met kunst in aanraking laten komen, zodat ze er geleidelijk mee vertrouwd zouden raken. Bovendien was deze regeling bedoeld om kunstenaars in de economische karige wederopbouwjaren te ondersteunen, want de meeste kunstenaars konden toen niet leven van hun vrije werk.

Ook de spoorwegen droegen een steentje bij aan de opleving van de monumentale kunst. Kunsttoepassingen bij stations kenden een lange traditie, en gaan terug tot het ontstaan van het stationsgebouw in de negentiende eeuw. Ze hadden een symbolische, leesbare betekenis die de functie van het station en de spoorwegen moest onderstrepen. Het synthese-ideaal kwam na de Tweede Wereldoorlog ook tot uitdrukking bij de vormgeving van infrastructurele werken. (1)

Een eerste mooi voorbeeld van Eindhovense monumentale kunst is het glasappliqué dat Lex Horn (1916-1968) in de hal, boven de reizigerstunnel van het nieuwe Eindhovens station realiseerde (afbeelding 1). Dagelijks lopen er duizenden mensen achteloos aan dit monumentale kunstwerk voorbij, maar het loont zeker de moeite om er eens rustig bij stil te staan. Er zijn talloze opmerkelijke taferelen te zien: schepen en havenkranen; bebouwing van huizen en fabrieken; grazende koeien; bedrijvige, hardwerkende mensen… Kortom, een beeld van wederopbouwend Nederland.

Architect van het gebouw, Koen van der Gaast (1923-1993), zag het naoorlogse station vooral als een doorgangsruimte in plaats van verblijfsruimte. Het ruime voorplein aan een doorgaande weg maakte overstappen op auto en bus eenvoudig. Een open en uitnodigende glazen pui benadrukte eveneens de dynamische opzet, terwijl de zijkanten van gele baksteen gesloten waren.

Volgens Horn vroeg de moderne architectuur van zijn tijd om een nieuwe benadering van de glaskunst. In de wederopbouwarchitectuur speelt transparantie een belangrijke rol en in toenemende mate werden grote glasoppervlaktes toegepast. Hij paste als een van de eersten de techniek van het glasappliqué toe, waarbij stukken gekleurd glas worden gelijmd op een transparante ondergrond zonder loden contouren, zoals gebruikelijk bij glas-in-lood. Lex Horn ontwikkelde deze techniek onder meer in samenwerking met glazeniers van Van Tetterode.

Horn zag bovendien een belangrijke taak weggelegd voor de monumentale kunst in de wederopbouwarchitectuur. Hij was betrokken bij de in 1945 door Willem Sandberg en Mart Stam opgerichte Gebonden Kunsten Federatie en was in 1951 één van initiatiefnemers van de Vereniging der beoefenaars van de Monumentale Kunsten, waarvan hij enige tijd ook voorzitter was. Beide organisaties hebben zich in de jaren 1945-1960 ingezet om kunst in de architectuur te bevorderen. (2)

De samenwerking tussen architect en kunstenaar kreeg eveneens door de kerk een belangrijke impuls. In de katholieke kerk was de toepassing van monumentale kunst al eeuwenlang gemeengoed en functioneel. De ongeletterde gelovige werd zo ontzag en kennis over het christendom bijgebracht. In de protestantse geloofsgemeenschap ontstond in de wederopbouwperiode belangstelling voor monumentale kunst. In 1954 verscheen het rapport van de Synode van de Nederlands Hervormde Kerk, waarin werd gewezen op de didactische meerwaarde van de kunst. Hierdoor werden er ook opdrachten gegeven aan kunstenaars voor de tot dan toe meestal ‘beeldloze’ protestantse kerken.

Een Eindhovens voorbeeld is de Nederlands Hervormde Opstandingskerk uit 1955 van architect Wieger Bruin (1893-1971). De monumentale gevel werd ontworpen door Joop Sjollema (1900-1990), na de Tweede Wereldoorlog een veelgevraagd monumentaal kunstenaar en portrettist (afbeelding 2). Hij tekende de vier evangelistensymbolen: de adelaar symbool voor Johannes de Evangelist, Lucas als stier, Marcus als leeuw en Mattheüs als engel (of als mens). De monumentale gevel is uitgevoerd in gebroken wit verglaasde baksteen tegen een achtergrond van grijsbruine baksteen. (3)

Daarnaast ontpopten tal van opdrachtgevers zich als ware mecenassen. Daarmee werden niet alleen overheidsgebouwen en kerken maar ook talloze bedrijven, fabrieken, bankgebouwen en warenhuizen voorzien van monumentale kunst. In Eindhoven kan Hugo Brouwer (1913-1986) niet onvermeld blijven. Hij was een veelzijdig kunstenaar die tal van monumentale kunstwerken voor particuliere opdrachtgevers heeft vervaardigd. (4)

Wellicht het meest indrukwekkende monumentale ontwerp van zijn hand is het reusachtige reliëf ‘Drukkerswereld’ voor Drukkerij Vrijdag aan de Rondweg uit 1952 (afbeelding 3). Het gebouwontwerp is een ontwerp van architect Frans Korteweg. Dit kunstwerk vervaardigde Brouwer voor zijn mecenassen Peter en Louis Vrijdag waarmee hij al voor de oorlog intensief contact onderhield. Het is een symmetrisch ontwerp met gestileerde figuren die of ‘en face’ of ‘en profiel’ zijn weergegeven. Op de stenen tafel die de centrale figuur vasthoudt staat: ‘SAXA LOQVVNTVR’, dat ‘de stenen spreken’ betekent. (5)

Het synthese-ideaal tussen architectuur en kunst was van voorbijgaande aard. Het hield ongeveer 15 jaar stand. In de tweede helft van de jaren zestig slaan kunstenaars definitief andere wegen in. Er ontstaat belangstelling voor omgevingskunst en ‘kunst in de openbare ruimte’. Kunstenaars en architecten zoeken elkaar nog wel op voor inspirerende samenwerkingen, maar  niet meer met dezelfde overtuiging als tijdens de wederopbouwperiode.

Tekst en foto’s: René Erven.

Dit artikel is ook opgenomen in brochure Open Monumentendag 2015.

 

Noten:

1 In Eindhoven is dat mooi zichtbaar bij de viaducten van het hoogspoor (afbeelding 4), die uitgevoerd zijn met beelden van de Utrechtse kunstenaar Joop Hekman (1921-2013). Jenneke Lambert & Peter Thoben, Beeldenboek Eindhoven (Gemeente Eindhoven, Eindhoven 2001), nr. 107.

2  Station Eindhoven is en rijksmonument uit de wederopbouwperiode. Naast het grote glas-applique maakte Horn drie kleinere ronde vensters. Ze tonen trekvogels als symbool van reislust. Het stenen reliëf van Willy Mignot, bij de ingang van het station, kan ook niet onvermeld blijven. Het werd aangeboden door de Eindhovense Fabrikantenkring. Het bijhorende citaat is van A. Roland Holst (1888-1993): ‘Wie zich zijn eigen weg baant door de wereld, hoort in het leven eens zijn eigen lied’. Lambert, Thoben (2001), nr. 146.

3 Lambert, Thoben (2001), nr. 141. Zie ook: W.J.G. van Mourik, Hervormde Kerkbouw na 1945 (Boekencentrum N.V, ’s-Gravenhage z.j.).

4 Andere bekende monumentale kunstwerken van Hugo Brouwer in Eindhoven zijn; de deuromlijsting van de voormalige zusterflat aan de Vestdijk nr. 25/29; een aantal glas-in-loodramen in de Sint-Catharinakerk, en het keramische tegeltableau van voormalige kunsthandel Pijnenborg aan de Keizersgracht 18.

5 Lambert, Thoben (2001), nr. 120. Zie ook: Hugo Brouwer 100 ([Z]OO Producties, Eindhoven 2013).

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox