archief / downloads

Achtergrondartikel: Clarissenklooster wacht nieuwe toekomst…

Clarissenklooster wacht nieuwe toekomst…

Daar waar de Dommel de drukke randweg van Eindhoven kruist, ligt verscholen in het groen een monumentaal kloostercomplex. Hier leefde jarenlang een gemeenschap van zusters Clarissen in vrijwel totale afzondering. Na het vertrek van de zusters, in 2015, wacht het complex op een nieuwe toekomst…

 

Het Clarissenklooster ligt fraai in het dal van de Dommel en niet ver van de Genneper Watermolen. Het kloostergebouw houdt zich verborgen achter een gracht met hoge imposante bomen en een bakstenen muur. Het is vanaf de St.-Claralaan te bereiken via een brug en een eenvoudige poort in de ommuring. Het complex is tussen 1950-1953 gerealiseerd op het voormalige Landgoed Rapelenburg naar een ontwerp van de Eindhovense architect Kees (C.H.) de Bever (1897-1965). Voor dit ontwerp ontving hij in 1955 de gemeentelijke cultuurprijs.

Het klooster ademt in alles de sfeer van het ‘goede katholieke leven’ van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De tijd dat er altijd wel een telg uit de kinderrijke Brabantse families zijn katholieke roeping volgde om priester te worden of om in een klooster in te treden. Het exterieur en interieur van veel nieuwgebouwde kloosters uit die tijd werd in overeenstemming gebracht met het sobere karakter van het monastieke leven. Harmonische verhoudingen in de architectuur werden opgevat als uitdrukkingen van geestelijke waarden, van studie, meditatie en gebed. In dat opzicht is het Clarissenklooster een uitzonderlijk gaaf bewaard voorbeeld dat behoort tot de ‘Top 100 wederopbouwmonumenten’ uit de periode 1940-1958.

Dat het Clarissenklooster aan de St.-Claralaan ligt is geen toeval. De contemplatieve kloosterorde werd in 1212 in het Italiaanse San Damiano gesticht door de heilige Clara van Assisi (1194–1253). Clara formuleerde een eigen kloosterregel die een leven in materiele armoede en contemplatie voorschreef. Clarissen leven in een zogenaamd pauselijk slot. Dit betekent dat zij hun klooster niet verlaten en er blijven tot hun overlijden. Aan het hoofd van het klooster staat een abdis, die gekozen wordt voor het leven. De kloosterkerk is vaak toegankelijk, maar de zusters mogen niet zichtbaar zijn. Hun dagbesteding bestaat uit een afwisseling van dagelijkse huiselijke arbeid en koorgebed. In 2010 maakten Karin Bierens en Margot Deckers een korte reportage over het leven van de Clarissen in Eindhoven. Deze is nog op internet te zien.

Architect Kees de Bever bouwde veel in Eindhoven en omgeving. Hij werd in Vught geboren als zoon van een timmerman en volgde een opleiding aan de ‘Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten’ te ’s-Hertogenbosch. Hij werkte vervolgens bij het architectenbureau van W.G. Welsing in Arnhem/’s-Gravenhage en vanaf 1921 bij het bureau van stadsarchitect Louis Kooken (1867-1940) in Eindhoven. In 1929 huwde hij met de dochter van Kooken en nam in 1933 de leiding over van ‘Architectenbureau Kooken & De Bever’. Na de dood van Kooken ging het bureau verder onder de naam ‘De Bever Architecten’.

Het oeuvre van Kees de Bever is net als dat van zijn schoonvader Louis Kooken omvangrijk en omvat ontwerpen voor kerken, kloosters, scholen, winkels, kantoren en woonhuizen. In Eindhoven bouwde hij onder meer de Don Boscokerk in Stratum, in ‘s-Hertogenbosch realiseerde hij het PNEM-kantoor en samen met Kees van Moorsel bouwde hij sanatorium de Klokkenberg in Breda. In zijn oeuvre zijn allerhande invloeden herkenbaar. Het winkelpand voor Van der Schoot aan de Kleine Berg 45 in Eindhoven, laat een rationalistische en functionele invloed zien. De eerder genoemde Don Boscokerk is duidelijk geïnspireerd op romaanse kerkgebouwen in Italië, die ook vaak met een losse kerktoren werden uitgevoerd. Veel van zijn religieuze gebouwen zijn gesloten van karakter en ambachtelijk uitgevoerd: meestal in baksteen en met een vrij sobere ornamentatie. Hij wordt als katholiek architect ook wel tot de Delftse School gerekend. Dit is een stroming in de Nederlandse architectuur die is ontstaan rondom de Delftse hoogleraar Marinus Jan Granpré Molière (1883-1972).

De Delftse School streefde naar een architectuur, gebaseerd op universele normen en waarden. Daarnaast wilde men de traditie van de Nederlandse baksteenbouw in ere houden. De functie van een gebouw moest tot uitdrukking komen in de vorm. Daarbij werd door deze architecten een onderscheid gemaakt in de vormgeving van kloosters en woonhuizen (sober en ingetogen) en publieke gebouwen als stadhuizen en kerken, die juist monumentaal moesten zijn om hun functie te benadrukken. Volgens de architecten van de Delftse School lag schoonheid juist in de eenvoud en was een goede harmonie tussen gebouwmassa, ruimte en lichtval belangrijk.

De vormgeving van het Clarissenklooster ademt deze uitgangspunten. Het interieur is eveneens eenvoudig van opzet. Op de begane grond bevinden zich onder andere de gezamenlijke ruimtes, de kapel en de sacristie. In de hal is een hardstenen tegel aangebracht met een inscriptie in Latijn ter herinnering aan de eerste steenlegging van het klooster op 22 juni 1952. De verdieping biedt onder meer ruimte aan de cellen, die aan weerszijden van de smalle gangen zijn geplaatst, de ziekenkamers en handwerkruimten. In deze kamers is een rondboogvenster aangebracht, dat uitzicht geeft in de kapel.

De verdiepingen zijn ontsloten door middel van houten trappen. Omdat de slotzusters ongeschoeid door het klooster liepen zijn de oorspronkelijke vloeren, behoudens die van de keuken en de toiletten, van hout. De binnenwanden zijn van wit schuurwerk. In het priesterkoor hangt een Crucifix. De vloer is hier voorzien van zwarte hardstenen tegels. In de kloostergang bevinden zich beelden van kalksteen van twee heiligen, die oorspronkelijk elders in het klooster waren ondergebracht. In het hele klooster is oorspronkelijk houten meubilair te vinden, zoals in de privékapel van de zusters, in de naaikamer en in de keuken. Daarnaast zijn er nog een mechaniek voor het luiden van de bel en een bakelieten telefoon aanwezig.

In 2015 verlieten de laatste zusters het monumentale kloostercomplex. Na een korte tijd van leegstand kocht CRA Vastgoed in 2018 het rijksmonument van het Bisdom van ‘s-Hertogenbosch. Het bisdom heeft daarbij wel bedongen dat het gebruik van de kapel in het klooster niet strijdig mag zijn met de katholieke moraal of het christelijk geloof. CRA Vastgoed ontwikkelt momenteel (september 2019) in samenwerking met de architecten Karin Visser (Vissers Roelands architecten) en Stefan de Bever (De Bever Architecten) plannen om het complex te transformeren tot hotel. Burobol ontwerpt de buitenruimte.

Op zaterdag 14 september, tijdens Open Monumentendag 2019, verzorgde CRA vastgoed een rondleiding door het kloostercomplex. Foto: Bas Gijselhart.  Tekst: Rene Erven, 2015/september 2019/ april 2022

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox