archief / downloads

Achtergrondartikel: Van Groenplan Gennep naar Genneper Parken

De Genneper Parken is voor Eindhoven een enorm populair en belangrijk groen recreatiegebied. Maar dat kwam er niet zonder slag of stoot. Gedurende enkele decennia na de eerste visievorming veranderden de inzichten en plannen voor de landelijke zone tussen Dommel en Tongelreep, niet in de laatste plaats door maatschappelijk protest. Inmiddels werkt Royal Haskoning DHV aan een toekomstvisie voor het gebied en studeert het Eindhoven Museum op een uitbreiding in het park dat de gemoederen wederom in beweging brengt.

In de moderne verzorgingsstaat, zoals die na de Tweede Wereldoorlog gestalte kreeg, had iedere stadsbewoner recht op een groene plek om te recreëren in de nabijheid van zijn woning. Zeker als woningen werden gestapeld moest het gebrek aan een eigen tuin gecompenseerd worden met extra wijk- en stadsgroen. De mogelijkheid tot het ‘beleven van groen en bodem’ werd als een onmisbare waarde voor een menswaardige woning- en stedenbouw gezien. In de naoorlogse stedenbouw was er daarom veel aandacht voor de aanleg en vormgeving van het stedelijke groen. Op iedere niveau – van buurt, wijk tot stadsdelen – hoorden voorzieningen en groene elementen van een passende schaal: buurtgroen, een plantsoen, een wijkpark en een stadspark.

In de toen heersende opvattingen konden parken, sportvelden of volkstuincomplexen de gemeenschappelijkheid en saamhorigheid bevorderen. Met de groei van de welvaart en de toename van de vrije tijd werd ook recreatie in de naoorlogse jaren een steeds belangrijker agendapunt bij de ontwikkeling van de stad. Ook in Eindhoven groeide in deze periode de behoefte aan recreatieve parken voor de alle nieuwe bewoners van de snelgroeiende stad.

De plannen voor een recreatief stadspark voor het gebied tussen de samenkomst van de Dommel en de Tongelreep dateren echter al van voor de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 1930 werd een terrein, ingeklemd tussen de Tongelreep en de Aalsterweg, omgevormd tot een recreatieve sportzone van 35 hectare. Behalve diverse voetbalvelden en korfbalvelden kwamen er een atletiekbaan en ijsbaan. Deze werd ’s avonds elektrisch verlicht, destijds een noviteit. Directeur gemeentewerken G.C. Kools (1892- 1961) en zijn afdeling ontwierpen de ruimtelijke indeling van het complex, evenals de overdekte tribune. Tuinarchitect Dirk Tersteeg (1876-1942) stelde een beplantingsplan op.

In het begin van de jaren zestig ontwierp Frans Fontaine (1922-2002), hoofd van de Afdeling Plantsoenen, geheel in de geest van de wederopbouw, een functioneel stadspark voor het gebied. Hij ging uit van een geheel beplant terrein waarin ruimtes waren uitgespaard voor onder meer speelweides, een kinderboerderij, een camping, een manege en een stadion. De bestaande beplanting en de wegenstructuur bleven in dit voorstel grotendeels intact.

In 1964 wilde het college van B&W in het stroomgebied van de Tongelreep een zogenaamde zandvang realiseren. Dit is een verbreed stuk in een waterloop waar het water langzamer gaat stromen en het zand en mogelijk vervuild slib naar de bodem zakt. Dit voornemen vormde de aanleiding om de Dienst Gemeentewerken te vragen een nieuw schetsontwerp te maken voor het hele groengebied in Gennep. Daarmee verdween het eerste plan van Fontaine van tafel.

Het plangebied waar de Dienst Gemeentewerken zich over boog strekte zich uit van de Boutenslaan (Rondweg) in het noorden tot en met de huidige manege in het zuiden. Het bestond uit oud beekdallandschap met weilanden, bouwlanden, enkele boomgaarden, bospercelen en hier en daar een oude boerderij. Een deel van het gebied functioneerde als waterwingebied. Het nieuwe voorstel, getekend door H. Wassenberg van de Afdeling Pantsoenen, voorzag onder meer in een grote vijver parallel aan de Dommel en de geplande zandvang in de Tongelreep. Tussen beide waterpartijen lag een grote speelweide, begrensd met bosschages. Wassenberg tekende bovendien een uitgebreid netwerk van wandel- en fietspaden. Ten zuiden van de nieuwe Anton Coolenlaan plande hij enkele afzonderlijke sportvoorzieningen als uitbreiding van het sportpark aan de Aalsterweg.

Hoewel het voorstel een antwoord gaf op de vraag van B&W verdween het eveneens van tafel. Gezien de explosieve groei van de stad en de toenemende belang dat aan sport en recreatie werd gehecht was er behoefte aan een omvattender plan. Daarbij wilde B&W ook aandacht voor de uitbreiding van het sportpark tot aan de Genneperweg. In overleg met de Commissie voor Stedenbouw werd afgesproken dat directeur Gemeentewerken Kok een programma van eisen zou opstellen. De Nederlandse Heidemaatschappij werd uitgenodigd als extern adviseur.

Groenplan Gennep mocht geen kijkpark worden, maar een ‘eigentijds’ gezinspark met aandacht voor actieve recreatiemogelijkheden. Als voorbeeld werd Park Sonsbeek in Arnhem aangehaald dat, net als de groene zone in Eindhoven, uitlopers had tot in het hart van de stad. Men besprak tal van voorzieningen voor het nieuwe park: speelweides, een vijver, een skelterbaan, een theeschenkerij, een kinderboerderij, een openluchttheater, een verkeerstuin, een kunstijsbaan, een conferentieoord voor de jeugd, een hertenkamp, camping en een manege.

In augustus 1967 presenteerde de Heidemij een ideeënschets die uitging van een volledige transformatie van het gebied in één groot stadspark met talloze gebruiksmogelijkheden. Hierin was het oorspronkelijke, meanderende karakter van Dommel en Tongelreep nauwelijks iets terug te zien. Dit gold ook voor de bebouwing. Alleen een nieuwe bungalow, het Mariakapelletje en de Genneper watermolen waren in het plan van de Heidemij opgenomen. Verder was een door Fontaine gememoreerd bosje gehandhaafd vanwege zijn landschappelijke en natuurwetenschappelijke betekenis.

De schets leidde binnen de gemeentelijke diensten tot nogal wat verbaasde en kritische reacties. De ideeënschets ging immers veel verder dan het opstellen van een programma van eisen. Desondanks kreeg de Afdeling Stedenbouw de opdracht om basis van deze schets een stedenbouwkundig plan te ontwerpen. Maar vanwege de enorme uitbreiding van Eindhoven in deze jaren kwam de afdeling daar niet aan toe. De Afdeling Plantsoenen van de gemeente had evenmin tijd. Zij richtte al haar aandacht op de deelname van Eindhoven aan de Floriade van 1972 in Amsterdam.

De manege en de ijsbaan werden in deze jaren zonder totaalplan voor het gebied gerealiseerd. Ook kwam er een verkeersinstructietuin op de voormalige heliport en werd, volgens de ideeënschets van de Heidemij, tussen de realiseerde zandvang en de Jacob Reviuslaan het Gerard Knuvelderpark aangelegd. Dit park staat nu beter bekend als Ton Smitspark. In 1970 werd aan de zuidkant van het park op het terrein van het waterleidingsbedrijf, de laatste watertoren van Nederland gerealiseerd. De markante constructie met drie grote stalen bollen werd ontworpen door architect Wim Quist (afbeelding).

Vanaf 1970 veranderde bij de Afdeling Plantsoenen de visie op het plangebied. Men kreeg meer oog voor het bestaande landschap en de natuurlijke milieus. Op basis van onderzoek en berekeningen van de stedenbouwkundige onderzoeksafdeling tekende hoofdontwerper Piet Ramp in 1975 een nieuw plan. Hierin werd nog steeds uitgegaan van een multifunctioneel park, maar werd meer rekening gehouden met de bestaande topografie en met enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals de watermolen en een drietal boerderijen. De beekdalen in het westen en oosten bleven eveneens zoveel mogelijk gehandhaafd. Ook werd de samenhang benadrukt met het Dommelplantsoen en het Stadswandelpark. Bij elkaar opgeteld omvatte deze stedelijk groene zone zo’n 240 hectare. Ramp ging uit van een flexibele en in de tijd gefaseerde opzet. Het programma voorzag in onder meer een medicinale kruidentuin, een sauna, een plek voor boogschieters, een blindentuin en uiteenlopende ontmoetingsplekken.

Ondanks de heldere intenties van de Afdeling Plantsoenen om de waardevolle landschappelijke elementen te behouden kwamen er protesten vanuit de samenleving. Het plan stuitte op bezwaren van het destijds in oprichting zijnde Milieu Educatie Centrum (MEC). Het gehele middengebied, dat ook bekend stond als de ‘Frankische driehoek’, zou bewaard moeten worden. In dit oude landschap pasten volgens de natuurorganisatie geen midgetgolfbaan, kunstmatige heuvels, tuinen en ontmoetingsplekken. Men zag liever een educatieve boerderij met veestapel, akkers en eventueel een moestuin dan de geplande kinderboerderij. Bedenkingen had men ook bij een verbreding van de Tongelreep ten zuiden van de zandvang en ook het nut van een restaurant  werd betwijfeld.

De Eindhovense afdeling van het Instituut voor Natuurbeschermingseducatie (IVN) schreef een open brief aan B&W. Hierin was de afdeling kritisch over de tegenstellingen in het door de gemeente tekende Groenplan voor Gennep. Aan de ene kant streefde men naar het handhaven van waardevolle elementen en delen van het landschap, terwijl aan de andere kant wijzigingen werden voorgesteld, zoals de oeververbreding. Ook meende de organisatie dat een gezond natuurbeheer voldoende was voor een goede recreatie en educatie. De IVN-ers waren daarentegen positief over de vestiging van het milieucentrum in het gebied.

Geleidelijk nam de maatschappelijke weerstand tegen het gemeentelijke Groenplan Gennep toe. Er kwam een werkgroep ‘Houdt Gennep landelijk’, die zich samen met andere natuurorganisaties eveneens in een open brief tot het college richtte. De werkgroep wees op de betekenis van de Tongelreep als een rijke vindplaats van beekdalflora in Nederland. Men kon er zeldzame planten aantreffen als salomonszegel, mannetjesvaren, eenbes, nagelkruid en Gelderse roos. Daarbij bevond zich ten oosten van de Velddoornweg nog een heideveldje dat een restant vormde van een vroeger veel uitgestrekter akkerdorp-landschap. Hier pasten geen sportvoorzieningen. De beekdallandschappen verdienden een beheerplan gericht op het ‘bevorderen van de natuurlijke potenties van het gebied’.

Hoofdontwerper Ramp veranderde als reactie hierop in 1977 zijn inrichtingsplan (afbeelding). Hij hield meer rekening met de genoemde landschappelijke waarden, maar handhaafde het idee van een multifunctioneel stadspark. Inmiddels was de verkeerstuin aan de Rondweg al gerealiseerd, evenals de uitbreiding van de stadskwekerij langs de Bayeuxlaan, het volkstuinencomplex en een groot deel van de uitbreiding van het sportpark aan de Aalsterweg. De tegemoetkoming van Ramp bleek nog steeds onvoldoende. Speelveldjes, bijzondere tuinen, volkstuinen, toiletgebouwtjes, parkeerterreinen waren volgens de tegenstanders wezensvreemde elementen in het gebied. Fontaine gaf toe het plan wederom te herzien.

Uiteindelijk bleek er geen draagvlak meer voor een multifunctioneel gebruikspark, ook niet binnen het gemeentebestuur. Het college van B&W gaf gehoor aan het maatschappelijke verzet en kwam tot de overtuiging dat voor de zone ten noorden van de Anton Coolenlaan gestreefd moest worden naar: ‘handhaving, respectievelijk herstel, voor zoveel mogelijk, van oorspronkelijke landschappelijke elementen, zoals de oude verkaveling in percelen, bebouwing en begroeiing enz.’

Ook was het college voor de vestiging van een ‘educatieve boerderij’ en moesten de uitbreiding van de stadskwekerij en aanleg van de midgetgolfbaan op minder ecologisch waardevolle percelen plaatsvinden. In het minder kwetsbare gebied ten zuiden van de Anton Coolenlaan mochten wel enige functies worden gerealiseerd. Het bos- en heidegebied langs de Veldoornweg moest daarentegen wel gehandhaafd blijven. Het Milieu Educatie Centrum kon zich vestigen in een bedrijfspand bij de Gennepermolen, maar sloot op 1 december 2011 zijn deuren vanwege een bezuiniging door de gemeenteraad. Als reactie op dit besluit werd in 2012 de Stichting Vrienden Levend Erfgoed Gennep opgericht. De stichting wil de kwaliteiten en de waarde van het gebied onder de aandacht van een breed publiek brengen.

In de loop der jaren werden enkele nieuwe functies aan het gebied toegevoegd. In 1983 opende het heempark ‘Frater Simon Deltour’ en rond 1990 vestigden zich de vrijwilligers van de dahliatuin ‘Maria Middelares’ in de Genneper Parken. In 1982 richtte Anneke Boonstra de stichting Prehistorisch Huis Eindhoven op, met de bedoeling experimenteel één huis te bouwen en dat educatief te gaan gebruiken. Dit initiatief is uitgegroeid tot het Historisch Openlucht Museum, het huidige PreHistorisch Dorp. Uit de samenwerking tussen Museum Kempenland en het Historisch Openlucht Museum ontstond in 2012 het Eindhoven Museum.

Rond 2000 begon de gemeente met de visievorming op de toekomst van het gebied en nodigde onderzoeksbureau Alterra uit om een cultuurhistorisch verkenning uit te voeren als opmaat naar de planvorming voor het gebied. De onderzoekers constateerden in 2002 dat het gebied weinig samenhang heeft door de uiteenlopende stedelijke ontwikkelingen die in voorgaande vijftig jaar in het gebied hadden plaatsgevonden. Ze stelden dat wanneer het gebied op basis van een consistent idee zal worden ontwikkeld er weer samenhang kan worden gevonden. Hiervoor werd een ruimtelijk concept voorgesteld. Belangrijke uitgangspunten daarin zijn het versterken van de van noord naar zuid lopende ruimtelijke samenhang in het historische cultuurlandschap en het versterken van de ruimtelijke samenhang in de beekdalen. De ideeën voor de verdere ontwikkeling van Genneper Parken zijn op dit ruimtelijk concept gebaseerd. Een belangrijk uitgangspunt is dat de functies en voorzieningen die worden gesitueerd in het gebied tussen de Dommel en de Tongelreep moeten passen in het historische cultuurlandschap.

Samen met architect Marco Vermeulen onderzoekt het Eindhoven Museum momenteel de mogelijkheden voor een uitbreiding in de Genneper Parken. ‘Vonk’, zoals de uitbreiding van het museum heet, kent twee scenario’s. Een uitbreiding op de plek van de Dahliatuin of een uitbreiding op de locatie van de voormalige heliport aan de Boutenslaan. Hier is nu nog rijschool Leeuw gevestigd. Deze laatste variant tast de natuur in de Genneper Parken het minst aan. Het is volgens de initiatiefnemers zelfs mogelijk extra meters groen toe te voegen ten opzichte van de huidige situatie. Eind januari 2021 hoopte het museum meer zicht te hebben op de twee uitbreidingscenario’s, maar inmiddels is er maatschappelijk verzet tegen de plannen ontstaan. Tijdens een drukbezochte online informatiebijeenkomst, eind januari 2021, bedachten omwonenden zelf nog een derde scenario: helemaal niet uitbreiden. Maar dat is volgens het museum geen optie.

De ecologische en ‘educatieve’ Genneper Hoeve is uitgegroeid tot een ware trekpleister waar tal van Eindhovense peuters en kinderen voor het eerst oog in oog staan met varkens, kalfjes en koeien. In 2017 ontwierp het Eindhovense architectenbureau Werkstatt voor de boerderij een nieuwe houten kapschuur. Ook kregen enkele bestaande boerderijgebouwen in het gebied een andere functie. Stripesarchitects en architectenbureau Geert de Poorter ontwierpen de plannen voor de transformatie van deze panden. Een monumentale boerderij en naastgelegen woning aan de Genneperweg 169 zijn gerenoveerd en uitgebreid met een woonpaviljoen (afbeelding). Hier woont en werkt momenteel een gemeenschap voor mensen met een verstandelijk beperking.

In het zuidelijke deel van de Genneper Parken behield alleen het gebied ten westen van de Genneperweg zijn landelijke uitstraling. De rest van het gebied wordt grotendeels ingenomen door de golfbanen van golf- en countryclub ‘De Tongelreep’. In het zuidelijke deel van het park werden sinds 2012 enkele opmerkelijke gebouwen opgeleverd. MAG Architecten tekende een nieuw paviljoen voor de tennisvereniging in het park. Het Delftse architectenbureau Mecanoo ontwierp een schoolgebouw voor de Fontys Sporthogeschool dat bijdraagt aan de levendigheid van Genneper Parken. De sporthogeschool vormt een belangrijke schakel in het netwerk van sportaccommodaties en versterkt het imago van Eindhoven als topsportstad. Sinds het studiejaar 2012/2013 maken zo’n 2000 studenten en docenten dagelijks gebruik van de (top)sportfaciliteiten in het nieuwe gebouw en die in de omgeving, zoals het Pieter van den Hoogenband Zwemstadion, het voetbalstadion en het Indoorsportcentrum. Architectenbureau diederendirrix ontwierp voor de hockeyvereniging Oranje-Rood een nieuwe accommodatie, opgeleverd in 2016. Het driehoekige gebouw, met afgeronde hoeken ligt op een open plek tussen de hockeyvelden en biedt ruimte aan een kantine en kleedruimtes.

De P+R parkeergarage is het meest recent opgeleverde gebouw in de Genneper Parken (2021). De garage, ontworpen door JHK Architecten en Balast Nedam, biedt plaats aan 640 auto’s. Vanaf deze parkeerlocatie kunnen de automobilisten met het OV of de fiets naar het centrum reizen (afbeelding).

De gemeente Eindhoven denkt momenteel met tal van partijen en belanghebbenden na over de toekomst van de Genneper Parken. In een creatief proces is met veel energie en betrokkenheid van tientallen partners, waaronder bewoners, bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties, gesproken over de waarde en positie van het park in een dynamische en snel groeiende Brainport. De position paper Genneper Parken: Bron van vitaliteit, die in 2019 werd gepubliceerd, is het resultaat van dit proces. Hierin zijn vier wenselijke kwaliteiten geformuleerd om te behouden of te stimuleren.

Een eerste kwaliteit die aandacht vraagt is de vitaliteitsfunctie van de Genneper Parken als groene sport- en recreatiecampus voor de Brainportregio. Deze functie is ook van belang met het oog op de sterk groeiende Eindhovense binnenstad, waar een grote hoeveelheden woningen worden opgeleverd, vaak zonder eigen tuin. Daarnaast is de inhoudelijke samenhang en zonering met betrekking tot cultuurhistorie en spreiding van groeiende recreatie een aandachtpunt. Ook de verbindingen tussen de Genneper Parken en omliggende gebieden, zoals het stadwandelpark, het Dommelplantsoen en de High Tech Campus, verdienen aandacht. Tot slot is de identiteit en uitstraling van de parken en de hele zuidelijke groene wig een belangrijke opgave.

Inmiddels hebben de gemeente, de provincie en het waterschap samen de ambitie geformuleerd om tot een integraal en klimaatrobuust inrichtingsplan voor de Genneper Parken te komen. Daarvoor is Royal HaskoningDHV uitgenodigd een proces en een plan te ontwerpen. Constructief verleg met belanghebbenden en betrokkenen is daarbij een essentieel onderdeel. Het is de ambitie om tot een integraal inrichtingsplan voor de Genneper Parken te komen. De uitkomsten van de position paper vormen een belangrijke input voor dit plan, dat zal bestaan uit een ontwerp voor ingrepen die op de korte termijn (voor 2027) gerealiseerd kunnen worden. Het motto van het inrichtingsplan is ‘het creëren van optimale natuur en (be)leefbaarheid in een uniek cultuurhistorisch landschap dat tegelijkertijd klimaatrobuust gemaakt is voor de toekomst.’ Tekst: René Erven.

 

Bronnen:

Marinke Steenhuis en Fransje Hooimeijer red., Maakbaar landschap. Nederlandse landschapsarchitectuur 1945-1970, Rotterdam: NAi Uitgevers, 2009.

T.J.Weijschedé, en K.R. de Poel, Genneper Parken in beeld; een cultuurhistorische en landschappelijke verkenning ten behoeve van de planvorming voor Genneper Parken in Eindhoven, Wageningen : Alterra / Wageningen Universiteit, 2002 (Alterra-rapport 588)

Gerrie Andela, Licht op groen. Parken en plantsoenen in Eindhoven, Eindhoven: Architectuurcentrum Eindhoven, 2005, m.n. p. 72-76 over Groenplan Gennep.

Michel Theeuwen, ‘Eindhoven Museum wil liefst uitbreiden op plek rijschool in Genneper Parken’, ED.nl, 19 december 2020.

Diede Hoekstra, ‘Eindhoven Museum wil snel stappen zetten in uitbreidingsplannen’, ED.nl, 14 januari 2021.

Diede Hoekstra, ‘Verzet tegen uitbreiding Eindhoven Museum blijft ook na 174 vragen onverminderd groot’, ED.nl, 21 januari 2021.

Gemeente Eindhoven, Position Paper. Genneper parken: Bron van vitaliteit, Eindhoven 2019.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox