archief / downloads

Achtergrondartikel: ’t Karregat

Gestold idealisme

In de zomer van 2020 opende de Lidl supermarkt in het multifunctionele centrum ’t Karregat. Deze opening vormde het sluitstuk van een lange renovatie van een legendarisch wijkcentrum. Voor het ontwerp tekenden de Eindhovense architectenbureaus diederendirrix en architecten|en|en.

Het wijkcentrum, opgeleverd in 1973, verenigde oorspronkelijk twee basisscholen (één openbare en één katholieke), een bibliotheek, een wijkcentrum, een supermarkt en een café onder één groot dak. Het werd ontworpen door Frank van Klingeren (1919-1999), een architect met vernieuweinde en tegelijk idealistische opvattingen over de maatschappij en de rol die architectuur daarin hoorde te vervullen.

’t Karregat vormt het multifunctionele hart van de wijk Herzenbroeken die in de jaren 1968-1973 werd gerealiseerd. De grootschalige stadsuitbreidingen in met name Woensel in de jaren 1960-1970 werden opgeleverd werden als monotoon en saai ervaren. Herzenbroeken zou daarentegen experimenteel van karakter moeten zijn: een nieuwe vorm van wonen en werken, die ook een nieuwe impuls kon geven aan het ideaal van de wijkgedachte. De wijk werd een experiment in samenlevingsopbouw: de bewoners kregen daarbij vergaande zeggenschap over hun woonomgeving.

De eerste 269 laagbouwwoningen hadden vernieuwende plattegronden en werden gebouwd met een industrieel bouwsysteem, ontwikkeld door architectenbureau Inbo en bouwbedrijf Neduco uit Helden-Beringe. De ruimtelijke opzet van de wijk is met veel aandacht voor groen, paden en speelvelden ontworpen. De auto was ondergeschikt aan de voetganger. Het stedenbouwkundig plan, het groeninrichtingsplan en het woningbouwplan werden in één keer ontwikkeld door een bouwteam met vertegenwoordigers van de Dienst Ruimtelijke Ordening en Verkeer, de Dienst Gemeentewerken en architectenbureau Inbo.

De woningen werden rond een centrale groene ruimte gegroepeerd (afbeelding). Het omvangrijke binnenterrein werd aan de noordzijde begrensd door galerijflats, terwijl in het hart op een verhoogde locatie de wijkvoorzieningen waren voorzien. Door de stedenbouwkundige opzet, het toegepaste woningtype en de concentratie van wijkvoorzieningen kreeg de wijk het predicaat experimenteel toegekend, waardoor extra financiering van het rijk beschikbaar kwam.

Voor het ontwerp van het voorzieningengebouw werd het bureau van architect Frank van Klingeren benaderd. Een architect met een opmerkelijke visie en missie: mensen elkaar laten ontmoeten. Zijn grootste zorg was de teloorgang van het publieke domein als de ruimte voor ontmoeting en dialoog. Hij zag dat in de jaren zestig iedereen zich terugtrok in zijn eigen sociale leefwereld. Groepen ouderen of kinderen kwamen nauwelijks meer met elkaar in contact. Dit noemde hij klonteren.

Die zorg werd meteen ook zijn belangrijkste drijfveer. Uit al zijn projecten spreekt de aandacht voor het gemeenschappelijke. Architectuur moest voor hem bijdragen aan wat hij ‘ontklontering’ noemde. Door uiteenlopende activiteiten niet of nauwelijks fysiek af te schermen was er vanzelf meer openbaar. De hinder die daardoor ontstond, was in zijn ogen geen nadeel. Integendeel, het vergrootte contact en zorgde voor sociale acceptatie.

Voor het multifunctionele centrum in Herzenbroeken stelde Van Klingeren in eerste instantie open dakconstructie voor, en niet meer dan dat. In een interview zei hij hierover: ‘wij hebben de heren laten weten dat ons advies luidde: Jullie hebben alleen maar een dak nodig. Als je bovenop zo’n dak een stel kramen en caravans neerzet en onder het dak een stel marktkramen, dan kan iedereen winkelen. Meer heb je niet nodig.’

In een toelichting op de open dakconstructie refereerde Van Klingeren aan het Parijse Bois de Boulogne waar de marktkramen onder de platanen staan. De kenmerkende stalen paraplu’s die de uiteindelijke constructie van ‘t Karregat zouden gaan vormen noemde de architect ‘kunstmatige’ platanen. De stalen paraplu’s zouden zich over de gehele groenzone van de wijk verspreiden en bij het toekomstige centrum dichter bij elkaar schuiven.

Dit conceptplan stuitte echter op weerstand. Er zou in ieder geval sprake moeten zijn van een omsloten binnenruimte. In het plan dat Van Klingeren als antwoord hierop in 1971 presenteerde zijn de paraplu’s in een regelmatig vierkant raster geplaatst. Ze vormen samen met tussenliggende platte vlakken één dak. Onder dit dak was de beschikbare ruimte vrij in te delen.

Dit dak wordt gedragen door stalen dragers, de ‘paraplu’s, waartussen simpele stalen vakwerkliggers zijn aangebracht. De paraplu’s staan in een raster van 14,40 x 14,40 meter. De paraplu’s zelf hebben een grondvlak van 7,2 meter bij 7,2 meter en steken door het dak. Ze waren oorspronkelijk afgedekt met draadglas. Zo kon licht diep in het gebouw binnendringen. Een grote zitkuil markeerde het hart van het gebouw. Kunstenaar Pierre van Soest, met wie Van Klingeren vaak samenwerkte, ontwierp de kleuren voor de paraplu’s. Onder het dak werd het streven naar sociale verbindingen vertaald door een minimum aantal scheidingswanden.

‘t Karregat ontleent zijn naam zijn naam aan de heuvel waarop het multifunctionele centrum met supermarkt is gebouwd. Van Klingeren vertelde in een interview in 1973 dat hij droomde dat de wijkbewoners een ander gedragspatroon zouden gaan ontwikkelen, en dat de groene zone een soort ‘woonkamer van de wijk zou moeten worden’. In zijn idee zouden de boodschappenkarretjes van de supermarkt een soort witkarren moeten worden. Ouders konden deze dan volgeladen de heuvel laten afrollen, en de kinderen konden vervolgens de lege karratjes weer de heuvel opduwen. Dat inspireerde John de Weijer, medewerker op het bureau van Van Klingeren, tot de aanduiding ’t Karregat.

P. Ramp en M. Boersma, ontwerpers bij de Afdeling Plantsoenen van de gemeente Eindhoven, waren verantwoordelijk voor het ontwerp en invulling van het groene middengebied in de wijk. Het geplande groen vertakte zich vanuit het centrale gebied naar het zuiden, oosten en westen. De kronkelige wandelpaden sloten aan op de woonpaden van de wijk en leidden naar de centrale verharde ruimte rond ’t Karregat. Hier projecteerde Ramp verschillende speelmogelijkheden voor kinderen lagen, zoals een zandspeelplaats, een spartelvijver, een zandbak en de schoolspeelplaatsen.

Het terrein werd omgevormd tot lichtglooiende heuvels. Daarbij werd het overschot aan grond gebruikt om aan weerszijden van de Broekakkerseweg een verhoging aan te brengen. Van Klingeren suggereerde hier een bruggetje aan te brengen, dat uiteindelijk ook is gerealiseerd. De beplanting op het terrein, afwisselend bosschages en losse boomgroepen, bestond uit bosplantsoen met essen, esdoorns, berken, eiken, iepen, prunus, valse christusdoorn en groenblijvers als taxus, thuja, dennen en hulst.

Het ontwerpen van het wijkgroen gebeurde in overleg met de bewoners, tijdens inspraakavonden. De ontwerpers van de Afdeling Plantsoenen zochten een manier om met bewoners in gesprek te gaan. Luisterend en schetsend op blanco vellen. In een interview zei Boersma over dit proces: ‘Als je met een kant en klaar plan kwam, dan werd het van te voren afgebrand. Dan wisten ze het allemaal beter.’

‘t Karregat was een gebouw dat bewust niet af wilde zijn. Buurtbewoners moesten er als het ware nog aan kunnen sleutelen. In een lezing in maart 1973 gehouden voor Studium Generale aan de toenmalige TH verwoorde Van Klingeren het als volgt: ‘zou de onafheid geen grotere uitdaging vormen dan de voltooiing. (…) het gaat er niet meer in de eerste plaats om wat men bouwt maar hoe men tot de realisatie komt. De proces begeleiding, maar ook het afstand nemen van eerdere beslissingen en fixaties (…) het open staan voor en reageren in positieve zin op de invloeden van buitenaf.’

Het leek te werken. Het centrum bruiste na de opening in 1973. Tal van activiteiten werden er georganiseerd. Er waren carnavalsfeesten, jazzoptredens, koffieconcerten en filmvertoningen. Het Polygoonjournaal wijdde er op 1 november 1973 een kort item aan en berichtte dat hier ‘onderwijs, gezondheidszorg, bedrijfsleven en vrijetijdsbesteding op een gelukkige wijze onder een dak bijeen zijn gebracht’.

Toch stapelden zich vrij snel na de oplevering de praktische problemen op. Met name het idee van de ‘school zonder muren’ bleek niet te functioneren. De twee scholen moesten bijvoorbeeld op hetzelfde moment handwerklessen geven omdat het gehamer anders de andere lessen oorverdovend overstemde. Behalve van geluid had men ook last van stof, droge lucht en vuil. Het ministerie van onderwijs was erg kritisch kwam regelmatig polshoogte nemen.

Een jaar na de oplevering werden de meest lawaaierige lokalen (handenarbeid en gym) afgescheiden van de rest van het gebouw. Na allerlei provisorische oplossingen om de overlast te beperken volgde na vier jaar al een grote verbouwing. Er werden muren geplaats waardoor ‘besloten’ klassikaal onderwijs mogelijk werd. Veel van deze muren waren overigens van glas waardoor het open karakter van het wijkgebouw enigszins in tact bleef.

In deze aangepaste vorm functioneerde ’t Karregat nog tot aan het begin van de jaren negentig. Toen wenste de supermarkt meer oppervlakte. Ook ging men twijfelen aan de culturele functie als evenementenhal. Er volgde een ingrijpende verbouwing die resulteerde in afzonderlijk exploiteerbare ruimtes elk met een eigen ingang. Het wijkcentrum werd letterlijk dichtgezet met muren, zowel binnen als buiten. Na ongeveer drie decennia bleek deze verzameling afzonderlijk ruimtes niet meer goed te werken. Het gebouw, dat ook voor een groot deel leeg stond, had geen bovendien meerwaarde meer voor de buurt.

De gemeente liet in 2007 onderzoek doen naar de historische waarde van ’t Karregat. Het onderzoek concludeerde aan de ene kant dat ’t Karregat een belangrijke betekenis heeft gehad voor de wijk Herzenbroeken. De toevoegingen en aanpassingen door de gebruikers werden daarentegen gezien als aantasting van de authenticiteit van het originele open karakter van het gebouw. Alleen de draagconstructie zou daarom de moeite waard zijn om te behouden.

Naar aanleiding van het onderzoek schreef de gemeente Eindhoven in 2010 een Europese aanbesteding uit om ’t Karregat nieuw leven in te blazen. De gemeente wilde een einde maken aan de treurige architectonische conditie en belabberde bouwkundige staat waarin het gebouw verkeerde. Bovendien was het herstellen van de relatie tussen ’t Karregat en de wijk een belangrijk aandachtspunt. Het programma voor het nieuwe wijkcentrum bleef min of meer hetzelfde: een school, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang, supermarkt, modezaak, kapper, sportschool, gymzaal en een bescheiden buurtontmoetingscentrum.

De architecten moesten zich met hun aanpak gaan verhouden tot de oorspronkelijke uitgangspunten van Van Klingeren voor het wijkcentrum. Zijn oorspronkelijke ideeën over collectiviteit wel te restaureren, vraagt Leo van Oorschot zich af in een beschouwing over de erfenis van Van Klingeren op Archined. ‘Steen, staal en gips zijn te herstellen, maar hoe zit het met de ideeën die ertoe hebben geleid dat het steen, staal en gips zijn specifieke vorm kreeg? Gebouwen gaan gewoonweg langer mee dan ideeën over het gebruik.’

Van de vijf geselecteerde architecten uit de eindronde koos de gemeente de architectencombinatie diederendirrix en architecten|en|en als winnaar van de aanbesteding voor de renovatie van het niet-commerciële deel van ’t Karregat. In dit deel zijn een basisschool en een kinderdagverblijf zijn ondergebracht.

De architecten waren zich goed bewust van het dilemma dat Van Ooschot schetste. In hun ontwerptoelichting schrijven ze: ‘Wij zien rigoureus ingrijpen met sloop of het toevoegen van bouwvolume als ongepast.(…) Herstellen van het oorspronkelijke ontwerp van Van Klingeren met de huidige bouwkundige kennis heeft geen zin. De open ruimte heeft nooit goed gewerkt en de behoefte van huidige gebruikers en buurtbewoners is flink veranderd. Het gebouw volledig opdelen in separate ruimtes werkt echter ook niet, omdat het gebouw er eigenlijk niet voor is gemaakt. Het grote dakvlak en de constructie maakten vroeger het indelen al lastig en met de huidige bouwfysische eisen is deze uitdaging alleen maar groter geworden.’

Een complexe opgave dus die de architecten beantwoordden met enkele heldere uitgangspunten voor de renovatie. De architectencombinatie stelde voor om het gebouw te herstellen en te verduurzamen volgens het originele basisontwerp van Van Klingeren met drie aandachtspunten: 1. Herstel en verduurzaming vloer, de draagconstructie en het dak. 2. Nieuwe binnen- en buitenwanden met een open uitstraling. 3. Een nieuwe heldere indeling voor het gebouw met enkele duidelijke entrees en een nieuwe transparante gevel.

De nieuwe dakisolatie en het dakbedekkingsmateriaal is zo licht mogelijk gehouden, vanwege de minimale vormgeving van Van Klingeren. De houten dakrand is in materiaal, maat en detaillering gelijk gebleven aan de originele situatie. De flexibele hemelwaterafvoerpijpen aan de dakspanten zijn eveneens in originele uitvoering hersteld. De ranke, stalen parapluconstructie gerestaureerd en geïsoleerd. De kappen van de paraplu’s zijn voorzien van halftransparante kunststof panelen, die voldoen aan de huidige bouwfysische eisen. De rest van de constructie is ingepakt met glas. Dit voorkomt stofoverlast, koude- en warmteoverlast. Alle paraplu’s hebben hun originele kleuren teruggekregen.

Binnen zijn zorgvuldig wanden geplaats met dichte grijze wandpanelen waar dan bijvoorbeeld om educatieve reden van belang is en glazen stroken waar dat zonder problemen kan. Binnenwanden kunnen worden verplaatst waardoor eenvoudig andere indelingen kunnen worden gemaakt. Een deel van het gesloten dakvlak is verwijderd en een tweetal parapluconstructies is onbekleed gelaten. Hierdoor is de zitkuil is getransformeerd van een informele ontmoetingsplek onder het dichte dak naar een onoverdekte binnenruimte, die wordt omsloten door een school, peuterspeelzaal, gymzaal en een buurtontmoetingsplek. Zij kunnen deze patio voor verschillende doeleinden gebruiken. De open plek zorgt tegelijkertijd voor daglicht in het gebouw.

De grillige gevellijn, met een groot aantal nissen en verspringingen, is vereenvoudigd. De nissen zijn verwijderd en de verspringingen tot een minimum beperkt. Hierdoor is de grens tussen binnen en buiten een duidelijke, rechte lijn die binnen het dakvlak en de draagconstructie van ’t Karregat ligt.

Deze eerste vernieuwing van ’t Karregat werd in 2015 opgeleverd. Het gedeelte met de supermarkt is pas vijf jaar later aangepakt. De complete vloerconstructie is verlaagd zodat er een betere overgang vanuit de nieuwe winkel met het terrein is ontstaan. Het winkelgedeelte is nu voorzien van de grote glazen gevels. Ook is er een nieuw parkeerterrein aangelegd met plaats voor 150 auto’s. Op dit parkeerterrein is ook ruimte gereserveerd voor afvalverzameling in ondergrondse containers en voor inclusief diverse oplaadpunten voor elektrische auto’s. Na deze vernieuwing werd de supermarkt in november 2020 verkozen als mooiste supermarkt 2020.

De prijs is een initiatief van professionals uit de supermarkt- en vastgoedwereld. Volgens de jury is het ‘zeer prettig winkelen’ in de supermarkt die baadt in het daglicht door de transparante gevels én door de glazen piramides op het dak. De jury is te spreken over de manier waarop het bestaande gebouw met de tijdsgeest van de vroege jaren zeventig is geïntegreerd met de eisen die vijftig jaar later aan een supermarkt worden gesteld. Het gebouw heeft hiermee een nieuw leven gekregen, en is de renovatie die in 2012 startte eindelijk afgerond. Tekst: René Erven, januari 2021. Foto: Bas Gijselhart.

Aanvulling oktober 2021:

Sinds eind september 2021 is in het Van Abbemuseum de video-installatie Footnotes to Beauty and the Right to the Ugly uit 2014 van Wendelien van Oldenborgh te zien (afbeelding beneden). Ze documenteerde het gebruik van de gedeeltelijke mislukking van het experimentele wijkgebouwAan het woord komen uiteenlopende gebruikers van ’t Karregat, zoals buurtbewoners, onderwijzers van de basisschool en kunstenaars die in het complex hun atelier hadden gevestigd. Footnotes bestaat uit twee korte films opgenomen op de locatie, een split-screen projectie, tekeningen en grote fotoprints op de muur.

Bronnen:

Marcel Barzilay, Ruben Ferwerda, Anita Blom, Predicaat experimentele woningbouw 1968-1980, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Amersfoort 2018.

‘En hoe nu verder? Een interview met Frank van Klingeren’, in: Bouw, nr. 52, 1973, p. 1601-1603.

‘Uniek wijkcentrum ’t Karregat’, Polygoonjournaal, 1 november 1973.

Gerrie Andela, Licht op groen. Parken en plantsoenen in Eindhoven, Eindhoven: Architectuurcentrum Eindhoven, 2005.

architecten|en|en, Nog steeds niet af. Restauratie en renovatie van ’t Karregat in Eindhoven. Eindhoven: architecten|en|en/diederendirrix, 2010.

Marina van den Bergen, Piet Vollaard, Hinder en ontklontering. Architectuur en maatschappij in het werk van Frank van Klingeren, Rotterdam: Uitgeverij 010, 2003.

R. Brouwers, ‘Van Klingeren doet meer met minder in Eindhoven’, in: TA/BK, mei 1971, p. 245-247.

Frank van Klingeren, ongepubliceerde lezing Eindhoven Studium Generale, maart 1973.

Harm Lammers, Geestenberg veertig jaar later. Van spontaniteit naar representativiteit, Essay voor het vak Urbanistic Concepts / Faculteit bouwkunde TU/e, Eindhoven juli 2011.

Leo Oorschot, ‘Frank van Klingeren en de actuele roep om collectiviteit’, Archined.nl, 27 juni 2013

Michel Theeuwen, ‘Monumentale Lidl Karregat Eindhoven wint titel mooiste supermarkt 2020”’, ED.nl, 12 november 2020.

Xander Vermeulen Windsant, ‘’t Karregat, vernieuwd en verbeterd’, Archined.nl, 25 maart 2016

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox