archief / downloads

Achtergrondartikel: Groen en gezondheid

Groen en gezondheid

Robert van Dongen en Astrid Kemperman

 

Een groenere stad is een gezondere stad

Ondanks dat de Nederlandse bevolking steeds langer leeft (CBS, 2024), is er tegelijkertijd sprake van een toename van een groot aantal algemene gezondheidsproblemen. De laatste jaren neemt het percentage van mensen met overgewicht toe, met als bijkomende problemen diabetes en hart- en vaatziekten, lijden mensen in steeds warmere zomers onder hittestress, en is er sprake van verschillende sociale en psychologische problematieken, zoals prestatiedruk, vereenzaming en depressie (CBS, 2024; RIVM, 2024). De oorzaken hiervan zijn divers en zijn enerzijds gerelateerd aan sociologische veranderingen, zoals individualisering van de maatschappij en anderzijds aan individueel gedrag, zoals ongezonde en eenzijdige voeding, of te weinig lichaamsbeweging (RIVM, 2023a).

We zien daarom een groeiende aandacht voor preventie door het stimuleren van een gezonde leefstijl. De resultaten daarvan zijn soms hoopgevend, soms niet blijvend, en soms teleurstellend. Gedragsverandering is namelijk niet eenvoudig en moeilijk structureel te beïnvloeden, dan wel de impact er van te meten (RIVM, 2023b).

Er is echter nog een andere manier om de gezondheid van mensen te ondersteunen, of direct te verbeteren: door aanpassingen in de dagelijkse leefomgeving van mensen. Als we een leefomgeving creëren die gezondheid rechtstreeks bevordert, én gezond gedrag stimuleert, is er een wereld te winnen. Er is inmiddels voldoende wetenschappelijk bewijs dat natuur in de dagelijkse leefomgeving – groen in de stad – precies dat doet.

 

Figuur 1, de vier routes tussen groen en welzijn (bewerkt uit van Dongen, 2023).

 

In figuur 1 is schematisch weergegeven hoe groen in de stad via vier verschillende routes bijdraagt aan beter welzijn voor mensen. De achterliggende mechanismen zijn onder te verdelen in vier soorten effecten (o.a. Abraham et al., 2010; Hartig et al., 2014; Krabbendam et al., 2020; Reichert et al., 2020). Allereerst zijn er de fysieke effecten die groen heeft op de omgeving, bijvoorbeeld in de vorm van verkoeling en het filteren van de lucht. Ten tweede is er invloed op fysieke gezondheid, bijvoorbeeld doordat groen een plek biedt voor, of zelfs uitnodigt tot lichaamsbeweging zoals wandelen en fietsen. Ten derde heeft natuur een positief effect op het menselijk brein en daarmee op onze mentale gezondheid; na een verblijf in een groene omgeving is ons stressniveau gedaald, kunnen we weer beter onze aandacht ergens bij houden en voelen we ons beter. Als laatste heeft natuur ook impact op onze sociale omgeving, omdat het een plek biedt voor het ontmoeten van anderen in een ontspannende omgeving. Tussen deze vier effecten zitten op hun beurt ook weer verbanden. Positieve effecten op de fysieke omgeving dragen bij aan fysieke gezondheid, wat bijdraagt aan mentale gezondheid en vice versa. De Romeinen wisten het al: een gezonde geest in een gezond lichaam (‘mens sana in corpore sano’). Verder leidt een positieve impact op de sociale omgeving tot betere mentale gezondheid, bijvoorbeeld door meer sociale interacties die leiden tot minder gevoelens van eenzaamheid en omgekeerd, en doordat mensen met een betere mentale gezondheid meer geneigd zijn tot sociaal gedrag.

 

  1. Fysieke effecten op de omgeving

Door klimaatverandering treden er steeds langere en warmere hittegolven op in Nederland. Vooral in steden wordt dit effect versterkt door veel verhard oppervlak wat zonlicht zeer effectief omzet in warmte, en door menselijk gedrag en energiegebruik zoals airconditioning en voor vervoer (Heaviside et al., 2017; Menon et al., 2008). Dit leidt in veel gevallen tot een hogere temperatuur in stedelijke gebieden dan in de omliggende landelijke gebieden. Een voorbeeld van dit zogenaamde Urban heat island effect in Eindhoven is te zien in figuur 2.

 

Figuur 2, Urban heat island effect in Eindhoven; gemiddelde luchttemperatuurverschil tussen stedelijk gebied en buitengebied (Ceelen, 2023).

 

Natuur en groen werken daarentegen zeer effectief in verkoelen. Dit gebeurt voornamelijk door drie processen: schaduw, evapotranspiratie (het verdampen van water in bladeren), en hoger albedo (meer weerkaatsing van zonlicht; dit effect is aanwezig bij bomen, echter niet bij grasbedekking) (Nuruzzaman, 2015; Yan et al., 2021). Een dicht bladerdek kan anderzijds ook voorkomen dat warme lucht voldoende weggeblazen kan worden, wat warmte langer op zijn plek houdt (Nuruzzaman, 2015).

Natuur en groen filteren verschillende vormen van (menselijke) vervuiling uit zowel de lucht, water als bodem. Wat betreft luchtvervuiling is fijnstof in de lucht (deeltjes in de lucht tot maximaal 10 micrometer (µm) doorsnede (Rijkswaterstaat, 2024)) een belangrijke oorzaak van longziekten en vroegtijdig overlijden. Berekeningen laten zien dat er in jaarlijks in Nederland zo’n 10.000 levens verloren gaan door fijnstof (NRC.nl, 14 Jan 2019). Stedelijke omgevingen zijn bij uitstek omgevingen waar veel fijnstof ontstaat, met name door transport en industrie. Figuur 3 laat zien waar in Eindhoven fijnstofconcentraties te vinden zijn. Het is duidelijk zichtbaar dat transport en industrie de belangrijkste bronnen zijn.

 

Figuur 3, Gemiddelde fijnstofconcentraties (PM10) in de lucht in Eindhoven in 2022 (Atlasleefomgeving, 2024).

 

Bladeren van bomen en planten kunnen (zij het in beperkte mate) fijnstof uit de lucht filteren. Loofbomen hebben daarbij als voordeel dat er elk jaar nieuwe bladeren verschijnen die dan in het najaar, wanneer ze ‘vol zitten’ met fijnstof naar de grond vallen. Naaldbomen hebben als voordeel dat ze plakkeriger zijn en dat de naaldvorm van het blad en de bladstructuur maken dat er meer en effectiever oppervlak is waarop fijnstof afgevangen kan worden. Er is nog niet voldoende duidelijkheid over welke vorm van de twee nu nettto beter is in het filteren van fijnstof, maar er is voldoende wetenschappelijk bewijs dat beide een positieve bijdrage leveren aan het verminderen van verschillende variaties van fijnstof in de lucht (bijv. Moura et al., 2024).

Planten helpen om water en bodem op natuurlijke wijze te filteren. Dit doen planten zelf, of door in het wortelgestel een gunstige omgeving te creëren voor verscheidene micro-organismen. De planten en micro-organismen nemen die vervuiling in water en bodem op, breken het af, of ‘verdampen’ het (bijv. Tenakoon et al., 2024).

Een andere vorm van vervuiling is geluid. Een stedelijke omgeving is vaak een luidruchtige omgeving, bijvoorbeeld veroorzaakt door verkeersgeluid. Natuur en groen, met name bomen, kunnen dit geluid niet zozeer natuurkundig verminderen, maar wel maskeren. Bovendien wordt geluid van ritselende bladeren en fluitende vogels door mensen als veel plezieriger ervaren dan verkeersruis (bijv. Hao et al., 2016). Door het handhaven en plaatsen van bomen tussen woningen en infrastructuur wordt geluidsoverlast verminderd.

Als laatste biedt natuur en groen in de stad een goede plek voor het, al dan niet tijdelijk, opslaan van water bij hevige regenval. Niet alleen kan dergelijke waterretentie voorkomen dat rioleringsstelsels overbelast raken en woningen overstromen, maar ook biedt het een plek waar het water de bodem in kan zakken, in plaats van zo snel mogelijk afgevoerd te worden. Waar we door klimaatverandering steeds vaker heftige buien verwachten, maar ook langere perioden van droogte, is waterretentie in plaats van afvoer een dubbel goed idee: het houdt water voor de natuur langer beschikbaar in de droge periodes. In veel steden wordt daarom ook gestuurd op het aanleggen van wadi’s en andere vormen van groene waterretentie. In figuur 4 is een voorbeeld te zien van zo’n wadi in Eindhoven.

 

Figuur 4, Een nieuw aangelegde wadi, een waterretentiebassin, in Eindhoven op bedrijventerrein de Kade (Tongelre).

 

Overigens is groen in de stad ook effectief in het vastleggen van koolstof. Het neemt CO2 op uit de lucht, zet dit om in koolstofverbindingen in het plantlichaam en levert zuurstof terug aan de lucht. Dit heeft veel potentie om koolstof ook voor langere tijd vast te leggen als voorkomen kan worden dat het plantmateriaal verrot of verbrandt waardoor er weer CO2 vrij zou komen. Natuurontwikkeling, en dus ook groen in de stad, heeft derhalve potentie om een bijdrage te leveren aan het daadwerkelijk terugdringen van klimaatverandering. Al met al draagt groen in de stad via verkoeling, zuivering, vermindering van geluidshinder en beter waterbeheer, bij aan een fijnere en gezondere fysieke leefomgeving.

 

  1. Fysieke gezondheid

Groen in de stad bevordert fysieke gezondheid door enerzijds het aanzetten tot, of faciliteren van, lichaamsbeweging, en anderzijds door het creëren van een gezondere leefomgeving. Dit laatste heeft voornamelijk te maken met eerdergenoemde fysieke effecten op de leefomgeving, door bijvoorbeeld verkoeling en schonere lucht.

Over in hoeverre en hoe effectief een groene omgeving lichaamsbeweging faciliteert wordt veel onderzoek gedaan, zowel wetenschappelijk als door (lokale) overheden. Zo blijkt uit onderzoek van de gemeente Eindhoven dat 60% van de respondenten prettige looproutes – waarbij groen een belangrijke rol speelt – nodig acht om mensen meer te laten lopen (Gemeente Eindhoven, 2023). Onderzoek laat zien dat groene (verkeers)omgevingen actieve vormen van transport, zoals lopen en fietsen, stimuleren (Anderson et al., 2023; Wu et al., 2020).

Een belangrijk onderscheid moet gemaakt worden tussen lichaamsbeweging voor ontspanning, zoals een ommetje lopen of fietsen, waarbij het bewegen het doel is, en voor een functionele verplaatsing, zoals naar school, werk of de winkel, waarbij het van de ene plek naar de andere plek komen het doel is. Ook lijken er verschillen te zijn tussen verschillende sociaal-demografische groepen. Onderzoek van Maas et al. (2008) geeft aan dat voor ‘commmuting’ (veelal woon-werkverkeer of woon-opleidingverkeer; functionele verplaatsingen) er enig positief effect van aanwezigheid van groen op actieve vormen van verplaatsen is, maar dat dat effect voor ontspanning klein is. Dit onderzoek keek daarbij naar de hoeveelheid beschikbaar groen in de wijk en hoeveel lichaamsbeweging mensen hadden. Ook den Hertog et al. (2006) vindt niet in alle gevallen een positief effect van een groenere buurt op lichaamsbeweging, maar met name voor kinderen wel. Een voorbeeld van een andere specifieke doelgroep waar effecten duidelijker zijn, volgt uit onderzoek in China (Bai et al., 2022) waaruit blijkt dat een groene omgeving voor studenten meer reden geeft tot actieve verplaatsingen.

Al met al is de impact die een groenere omgeving heeft op meer lichaamsbeweging nog niet eenduidig vast te stellen en is er vaak sprake van verschillende andere factoren (doel, opleiding, leeftijd, werksituatie) die er ook (en waarschijnlijk een grote) invloed op hebben. Desalniettemin zijn er op zijn minst duidelijke aanwijzingen dat een groene omgeving voor specifieke doelgroepen kan leiden tot meer lichaamsbeweging.

Groen in de stad is derhalve goed voor de fysieke gezondheid, omdat de fysieke omgeving fijner is (bijvoorbeeld koeler in de zomer) en gezonder is (bijvoorbeeld een schonere lucht), en omdat een groene omgeving wordt gezien als een prettige omgeving om in te bewegen. Het kan uitnodigen tot bewegen op allerlei manieren en bewegen is gezond.

 

  1. Mentale gezondheid

De mens is geëvolueerd in een natuurlijke omgeving en evolutionair gezien pas relatief kort een stedelijke ‘soort’. Het menselijk lichaam én brein zijn daardoor beter afgestemd op natuurlijke omgevingen dan stedelijke. Het brein kan bijvoorbeeld veel makkelijker (‘effortless’) een natuurlijke omgeving in zich opnemen dan een stedelijke (Kaplan, 1995). Daardoor helpt een natuurlijke omgeving ons lichaam te ontspannen en ons brein weer ‘op te laden’ om ergens de aandacht bij te kunnen houden. Over de specifieke mechanismen achter waarom dat zo is, is veel onderzoek gedaan. Er zijn 3 hoofdlijnen van onderzoek naar wat natuurbeleving zo goed maakt voor menselijk mentaal welzijn: het biedt ruimte om te herstellen van stress (stress recovery theory (SRT)), het herstelt het vermogen om aandacht te focussen (attention restoration theory (ART)) en het bouwt een buffer tegen toekomstige stress en mentale vermoeidheid (vitalizering, ‘resilience’ of ‘instoration’).

De eerste theorie draait om stress. Het menselijk lichaam reageert op potentieel bedreigende situaties door een zogenaamde stress-reactie: het hart gaat sneller kloppen, er wordt adrenaline in het systeem gebracht, de ademhaling versnelt en verschillende andere bio-chemische processes komen op gang in het lichaam. Zulke fysiologische reacties dienen om het lichaam klaar te maken voor actie: vluchten of vechten. Na een stress-reactie heeft het lichaam tijd nodig om weer (langzaam) naar de ontspannen toestand terug te keren (Cacioppo et al., 2016). Een stedelijke omgeving is rijk aan zogenaamde acute en langdurige stressoren, waarbij de langdurige stressoren (zoals hitte, herrie, drukte) schadelijker zijn, omdat het moeilijk is om aan de stress te ontsnappen en dus te ontspannen. Daar komt bij dat steden ook meer sociale stress kennen door hoge sociale verwachtingen, onzekerheid en grote verschillen tussen welvaartsniveaus (Bilotta et al., 2019; Lederbogen et al., 2011). Verhoogde stressniveaus kunnen leiden tot impulsief en sociaal ongewenst gedrag (Arnsten et al., 2012). De gelegenheid te ontspannen na stress is dus van groot belang voor een mens. Een natuurlijke groene omgeving is daarvoor heel geschikt, omdat het menselijk brein gemaakt is om natuurlijke omgevingen zonder moeite te verwerken; het hoeft dan geen moeite te doen om bijvoorbeeld continu ongewenste achtergrondgeluiden weg te filteren.

De tweede theorie draait om een specifieke functie van het brein: ergens de aandacht op kunnen focussen. Je aandacht ergens op richten, kost mentale moeite, omdat je niet-relevante gedachten en, zoals eerder benoemd, afleidingen uit je omgeving moet wegfilteren. De capaciteit daartoe is op enig moment op, waarna het brein overspoeld wordt met teveel input en minder goed functioneert. De capaciteit om te kunnen focussen moet dan weer aangevuld worden, bijvoorbeeld door in een omgeving te zijn die je het gevoel geeft even ‘weg’ te zijn van je dagelijkse beslommering, en die het brein fascineert zonder dat het moeite kost (‘effortless’) (Kaplan, 1995). Het moge duidelijk zijn dat de twee theorieën, over stress (SRT) en aandacht (ART) op een aantal vlakken overlappen. Een belangrijk verschil zit in volgordelijkheid: is er eerder sprake van stress, waarna mensen zich mentaal minder goed voelen en daardoor de aandacht moeilijker ergens bij kunnen houden (SRT), of begint het met het uitputten van de filtercapaciteit, waarna het brein overspoeld wordt met informate en men zich mentaal minder goed voelt (ART)? Het wetenschappelijk debat en ‘bewijs’ over de precieze volgordelijkheid is nog niet uitgekristalliseerd, maar beide theorieen zijn duidelijk in de grote potentie van natuurlijke en groene omgevingen om het brein te laten herstellen van stress én aandachtsuitputting.

Als laatste zijn er aanwijzingen dat tijd doorbrengen in een natuurlijke omgeving je kan helpen een soort buffer op te bouwen tegen toekomstige stress en uitputting van aandacht. Je wordt na een natuurervaring minder snel gestrest en kan langer je aandacht focussen (Egorov et al., 2020; Ryan et al., 2010). Dit wordt vitalizering, of ‘instoration’ genoemd en wordt ook wel in de bredere Engelse term ‘resilience’ gevat: veerkracht of weerstandsvermogen.

Omdat stedelijke omgevingen rijk zijn aan (continue) stressoren, én weinig natuurlijk zijn, is het des te belangrijker (meer) natuur en groen naar de stad te brengen om omgevingen te bieden waar het brein kan herstellen en mensen zich kunnen ontspannen en beter gaan voelen: stedelijk groene omgevingen voor mentale gezondheid dus.

 

  1. Impact op de sociale omgeving

Naast bovenstaande effecten, en deels ook dóór deze effecten, heeft groen in de stad een impact op de sociale omgeving. Groen in de stad biedt namelijk een plek om elkaar te zien, ontmoeten en samen dingen te ondernemen (de Vries, 2010). Dit ontmoeten kan zowel bedoeld (afspreken in het park) als onbedoeld (elkaar tegen komen bij het uitlaten van de hond) gebeuren. Belangrijk hierbij is dat het ontmoeten gebeurt, omdát een groene omgeving uitnodigt tot naar buiten gaan, de openbare ruimte in. In die openbare ruimte kom je mensen tegen; ook mensen die je anders misschien niet tegen zou komen. Dat geldt voor het avondommetje (al dan niet met hond), maar ook wanneer je afspreekt met vrienden in het park; ook dan kom je willekeurige andere mensen tegen. Er zijn aanwijzingen dat vooral deze onbedoelde (zwakke) sociale interacties, het tegenkomen en begroeten van buurtbewoners, veel baat hebben van groene stedelijke omgevingen (de Vries, 2010). Groen in de stad kan daardoor bijdragen aan een hechtere gemeenschap. Dit kan nog worden versterkt door bijvoorbeeld een gezamenlijk doel te hebben, zoals bijvoorbeeld het samen zorgdragen voor een buurtplantsoen, werken in moestuinen, of door samen te werken aan stadslandbouw (bijv. Oh et al., 2022), en doordat de positieve psychologische effecten van groen, maken dat men bij of na een verblijf in een groene omgeving meer geneigd is tot sociaal gedrag (Arnsten et al., 2012), wat sociale interactie faciliteert. Een mooi voorbeeld waarin samen werken aan groen die sociale interactie bewerkstelligt is in Eindhoven te vinden in het Wasven (Tongelre). Daar komen mensen bij elkaar met heel diverse achtergronden en mogelijkheden, zoals professionals, vrijwilligers, en mensen met een zorgbehoefte. Gezamenlijk werken zij aan een vorm van stadslandbouw in combinatie met ecologisch natuurbeheer en hierdoor ontstaat meer sociale cohesie en gevoel van eigenaarschap, en kunnen mensen zich ontwikkelen (van Kempen, 2024).

Groen in de stad heeft door deze effecten impact op de sociale omgeving en draagt daarmee bij aan sociale cohesie: het vergroten van welzijn, een gevoel van er bij horen (‘sense of belonging’), en vrijwillig deelnemen aan de maatschappij, waardoor een gemeenschap ontstaat die een veelheid aan waarden en culturen tolereert en stimuleert en gelijke rechten en kansen biedt aan een ieder (Fonseca, 2018).

Stedelijk groen biedt een plezierige openbare ruimte om samen met anderen actief in te zijn, te wandelen, sporten, spelen, dan wel om in een passieve vorm te recreëren, zoals in de zon liggen en picknicken. In de openbare ruimte zal men bedoeld of onbedoeld andere mensen ontmoeten wat kan bijdragen aan sociale cohesie en welbevinden.

 

  1. Welzijn voor niet-mensen?

Bovenstaande vier routes waar langs natuur bijdraagt aan welzijn gaan nadrukkelijk over menselijk welzijn. Er is uiteraard ook welzijn voor niet-mensen. De stad is weliswaar een menselijke uitvinding, we delen de stad ook met vele andere levende wezens. Door een groenere inrichting van onze steden ontstaat er ook meer habitat-ruimte voor dieren in alle soorten en maten. Door slimme keuzes te maken voor inheemse soorten planten, en het verlagen van intensiteit van ‘onderhoud’, zoals maaien, biedt de stad ook een woonplaats voor vele verschillende dieren, wat van groot belang is voor biodiversiteit en het voortbestaan van soorten (Aznarez et al., 2022). Overigens is dat ook weer in het belang van de mens, want zonder biodiverse natuur is menselijk leven niet mogelijk. Biodiversiteit houdt de totale natuurlijke omgeving in stand door het bieden van zo genoemde ‘ecosystem services’ (Zari, 2015), zoals zuurstof, voedselproductie, grondstoffen, voorkomen van plagen, en zoals eerder besproken, het filteren van (menselijke) vervuiling. Een biodiverse woonomgeving is dus ook van belang voor menselijke gezondheid.

 

  1. Complicerende factoren rond groen in de stad

Op basis van de vier behandelde soorten effecten is het duidelijk dat ruimte voor groen in de stad van groot belang is voor mens en gezondheid. Er is echter een aantal complicerende factoren die maken dat groen in de stad niet altijd effectief wordt behouden, of voortvarend aangelegd.

Door een continue groei van steden in Nederland en de resulterende noodzakelijke verdichting staat (ruimte voor) groen in de stad echter onder druk. Ook zijn de baten van groen, zeker in relatie tot gezondheid, niet altijd eenvoudig meetbaar, vergelijkbaar en toewijsbaar, zoals bijvoorbeeld rond de impact op lichaamsbeweging al bleek: is men nu gezonder door het groen, of doordat men beter is gaan eten? Er speelt verder een vorm van preventieparadox: door iets te voorkomen gebeurt het niet en is het slecht meetbaar. Een laatste complicerende factor rond groen in de stad is dat burgers ook negatieve kanten van groen in de stad ervaren, zoals schaduw op zonnepanelen, bladval in de herfst, losse stoeptegels door worteldruk en vogelpoep op geparkeerde auto’s. Dit leidt er toe dat burgers enerzijds groen in de stad heel belangrijk vinden, maar anderzijds het niet altijd voor hun huis willen. Een zekere vorm van NIMBY-gedrag (not in my backyard) lijkt hier dus ook te spelen. Onderzoek wijst echter uit dat de ervaren negatieve effecten minder negatief én minder belangrijk worden ervaren, dan dat de positieve effecten als positief en belangrijk worden gezien (de Jong, 2022). Het is zaak dat met name lokale bestuurders het belang van groen in de stad niet alleen onderschrijven, maar er ook naar handelen en er voor staan richting burgers.

 

Conclusie

Diverse gezondheidsproblemen zijn in toenemende mate gerelateerd aan een ongezonde leefomgeving, ongezond gedrag en een ongezonde levensstijl. De leefomgeving van stadbewoners kan en moet anders worden ingericht om een gezondere leefomgeving te creëren, en gezondere levensstijl en gedrag te faciliteren of zelfs stimuleren. Er is ruim wetenschappelijk bewijs dat met name natuur en groen in de stad veel potentieel hierin heeft: door fysieke effecten op de omgeving (o.a. verkoeling en zuivering), positieve effecten op de fysieke gezondheid (o.a. een schonere leefomgeving en het aanzetten tot lichaamsbeweging), en de mentale gezondheid (o.a. ontspanning, minder stress en beter humeur) en impact op de sociale omgeving (m.n. door het bieden van een plek voor sociale interactie). Daarmee kan geconcludeerd worden dat een groenere stad dus een gezondere stad is en het van groot belang is dat burgers en overheden samen zorgen voor een duurzame instandhouding van bestaand stedelijk groen en verdere vergroening van onze stedelijke leefomgeving.

 

Over de auteurs:

Robert van Dongen studeerde stedenbouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven (1994-2002) en werkte daarna 5,5 jaar bij de regionale overheid in de regio Eindhoven (SRE). Vervolgens was hij docent aan de Breda University of Applied Sciences (2007-2023) en deed hij zijn promotieonderzoek naar de herstellende waarde van het stedelijk groen (2023). Sinds 2019 is hij docent aan de Technische Universiteit Eindhoven.

Astrid Kemperman is hoogleraar Urban Planning & Healthy Living aan de Technische Universiteit Eindhoven. Haar onderzoek richt zich op stedelijke planning en de transformatie van de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven, werken, reizen en spelen. Het vermogen om een ​​gezonde levensstijl en sterke sociale netwerken te ontwikkelen wordt sterk beïnvloed door de omgeving. Planning is daarmee een van de belangrijke factoren die de gezondheid, het welzijn en  de kwaliteit van leven van mensen in steden bepalen. Digitale technologische innovaties kunnen een belangrijke factor zijn om verbindingen tussen de fysieke en sociale omgeving te versterken en de activiteitenpatronen van mensen verder te bevorderen. Dit resulteert in een betere gezondheid en welzijn.

Beeld inzet: Park Meerland

 

Referenties

Abraham, A., Sommerhalder, K., & Abel, T. (2010). Landscape and well-being: A scoping study on the health-promoting impact of outdoor environments. International Journal of Public Health, 55(1), 59-69. https://doi.org/10.1007/s00038-009-0069-z

Andersson, D., Wahlgren, L., & Schantz, P. (2023). Pedestrians’ perceptions of route environments in relation to deterring or facilitating walking. Front. Public Health 10:1012222. https://doi.org/10.3389/fpubh.2022.1012222

Arnsten, A., Mazure, C., & Sinha, R. (2012). This is your brain in meltdown. Scientific American, 306(4), 48-53. https://doi.org/10.1038/scientificamerican0412-48

Atlasleefomgeving (2024). Kaart fijnstof 2022 (PM10). https://www.atlasleefomgeving.nl/kaarten

Aznarez, C., Svenning, J.-C., Taveira, G., Baró, F., Pascual, U. (2022). Wildness and habitat quality drive spatial patterns of urban biodiversity. Landscape and Urban Planning, 228, 104570. https://doi.org/10.1016/j.landurbplan.2022.104570

Bai, Y., Cao, M., Wang, R., Liu, Y., Wang, S. (2022). How street greenery facilitates active travel for university students, Journal of Transport & Health, Volume 26, 101393. https://doi.org/10.1016/j.jth.2022.101393

Bilotta, E., Vaid, U., & Evans, G.W. (2019). Environmental stress. In L. Steg, & De Groot, J.I.M. (Eds.), Environmental psychology: An introduction. (2nd ed., pp. 36-44). Wiley.

Cacioppo, J., Tassinary, L., & Berntson, G. (Eds.). (2016). Handbook of Psychophysiology (4th ed.). Cambridge University Press. https://doi.org/10.1017/9781107415782

CBS, 2024, statline statistics, statline.cbs.nl

Ceelen, M.A.J. (2023). Analyzing the role of (semi-)private greenery in mitigating adverse heat effects in urban areas. [Master thesis] Eindhoven University of Technology

Dongen, van, R.P. (2023). Restorative value of the urban greenscape, urban residential streets as restorative environments. [Doctoral dissertation] Eindhoven University of Technology

Egorov, A.I., Griffin, S.M., Converse, R.R., Styles, J.N., Klein, E., Scott, J., Samsa, E.A., Hudgensa, E.E., & Wade, T.J. (2020). Greater tree cover near residence is associated with reduced allostatic load in residents of central North Carolina. Environmental Research, 186, 109435. https://doi.org/10.1016/j.envres.2020.109435

Fonseca, X., Lukosch, S., & Brazier, F. (2018). Social cohesion revisited: a new definition and how to characterize it. Innovation: The European Journal of Social Science Research, 32(2), 231–253. https://doi.org/10.1080/13511610.2018.1497480

Gemeente Eindhoven (2023). Digipanel onderzoek Agenda ruimte voor lopen, januari 2023, via https://e.infogram.com/_/u0Ehpm8btAlVigGSDVys?src=embed (30 mei 2024)

Hao, Y.Y., Kang, J., Wortche, H. (2016). Assessment of the masking effects of birdsong on the road traffic noise environment. J. Acoust. Soc. Am., 140, 978–987. https://doi.org/10.1121/1.4960570

Hartig, T., Mitchell, R., Vries, d., S, & Frumkin, H. (2014). Nature and Health. Annual Review of Public Health, 35(1), 207-228. https://doi.org/10.1146/annurev-publhealth-032013-182443

Hertog, den, F.R.J., Bronkhorst, M.J., Moerman, M., & van Wilgenburg, R. (2006). De Gezonde Wijk. Een onderzoek naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit. EMGO Instituut.

Heaviside, C., Macintyre, H., Vardoulakis, S. (2017). The Urban Heat Island: Implications for Health in a Changing Environment. Curr Environ Health Rep. 4(3):296-305. https://doi.org/10.1007/s40572-017-0150-3

Jong, de, H. (2022). Resident’s perceptions of the perceived effects of trees in residential streets. [Master thesis] Eindhoven University of Technology

Kaplan, S. (1995). The restorative benefits of nature: toward an integrative framework. Journal of Environmental Psychology, 15(3), 169-182. https://doi.org/10.1016/0272-4944(95)90001-2

Kempen, van, A. (2024). Groen in alles wat we doen: Duurzaam ondernemen vanuit een ecologisch liberale filosofie. Uitgeverij Noordboek

Krabbendam, L., Vugt, van, M., Conus, P., Söderström, O., Abrahamyan Empson, L., Os, van, J., & Fett, A.-K. J. (2020). Understanding urbanicity: How interdisciplinary methods help to unravel the effects of the city on mental health. Psychological Medicine, 1-12. https://doi.org/10.1017/S0033291720000355

Lederbogen, F., Kirsch, P., Haddad, L., Streit, F., Tost, H., Schuch, P., Wüst, S., Pruessner, J.C., Rietschel, M., Deuschle, M., & Meyer-Lindenberg, A. (2011). City living and urban upbringing affect neural social stress processing in humans. Nature, 474(7352), 498-501. https://doi.org/10.1038/nature10190

Maas, J., Verheij, R.A., Spreeuwenberg, P., & Groenewegen, P.P. (2008). Physical activity as a possible mechanism behind the relationship between green space and health: A multilevel analysis. BMC Public Health 8, 206. https://doi.org/10.1186/1471-2458-8-206

Memon, R.A., Leung, D.Y., Chunho, L. (2008). A review on the generation, determination and mitigation of urban heat island. J Environ Sci (China). 20(1):120-8. https://doi.org/10.1016/s1001-0742(08)60019-4

Moura, B.B., Zammarchi, F., Manzini, J., Yasutomo, H., Brilli, L., Vagnoli, C., Gioli, B., Zaldei, A., Giordano, T., Martinelli, F., Paoletti, E., Ferrini, F. (2024). Assessment of seasonal variations in particulate matter accumulation and elemental composition in urban tree species. Environmental Research, 252(1), 118782. https://doi.org/10.1016/j.envres.2024.118782 NRC.nl, 14 Jan 2019

Nuruzzaman, Md., (2015). Urban Heat Island: Causes, Effects and Mitigation Measures – A Review. International Journal of Environmental Monitoring and Analysis. Vol3:2; pp. 67-73. https://doi.org/10.11648/j.ijema.20150302.15

Oh, R.R.Y., Zhang, Y., Nghiem, L.T.P., Chang, C., Tan, C.L.Y., Quazi, S.A., Shanahan, D.F., Lin, B.B., Gaston, K.J., Fuller, R.A., Carrasco, R.L. (2022) Connection to nature and time spent in gardens predicts social cohesion. Urban Forestry & Urban Greening, 74, 127655. https://doi.org/10.1016/j.ufug.2022.127655

Rijkswaterstaat (2024). https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/luchtkwaliteit/thema%27/fijn-stof/fijn-stof/

RIVM (2023a). Duiding daling in voldoen aan Beweegrichtlijnen tussen 2019 en 2022: Welke groepen zijn minder gaan bewegen en wat doen ze minder? (S.W. van den Berg & T.M. Schurink-van ’t Klooster)

RIVM (2023b). Jaarrapportage monitor gecombineerde leefstijl interventie (GLI) 2023

RIVM-briefrapport 2023-0446. https://doi.org/10.21945/RIVM-2023-0446

RIVM, 2024. Mensen voelen zich minder gezond. https://www.rivm.nl/nieuws/minder-mensen-voelen-zich-gezond

Ryan, R.M., Weinstein, N., Bernstein, J., Brown, K.W., Mistretta, L., & Gagné, M. (2010). Vitalizing effects of being outdoors and in nature. Journal of Environmental Psychology, 30(2), 159-168. https://doi.org/10.1016/j.jenvp.2009.10.009

Tennakoon, A., Wasana, W. L. N., Bellanthudawa, B. K. A., Sandamal, S., Ratnasekera, D., (2024) Plant-Assisted Bioremediation of Heavy Metals in Soil and Water. Iin Singh, N.K., Afzal, S., & Aftab, T. (Eds.). Phytoremediation and Biofortification: Strategies for Sustainable Environmental and Health Management (1st ed.). Apple Academic Press. https://doi.org/10.1201/9781003402084

Vries, de, S. (2010). Nearby nature and human health: looking at mechanisms and their implications. In Ward Thompson, C., Aspinall, P., & Bell, S. (Eds.), Innovative Approaches to Researching Landscape and Health; Open Space: People Space 2 (pp.77-96). Routledge

Wu, J., Wang, B., Ta, N., Zhou, K., Chai, Y. (2020) Does street greenery always promote active travel? Evidence from Beijing. Urban Forestry & Urban Greening, 56, 126886. https://doi.org/10.1016/j.ufug.2020.126886

Yan, H., Wang, S., Dai, J., Wang, J., Chen, J., & Shugart, H. H. (2021). Forest Greening Increases Land Surface Albedo During the Main Growing Period Between 2002 and 2019 in China. Journal of Geophysical Research: Atmospheres, 126(6). https://doi.org/10.1029/2020JD033582

Zari, M. P. (2015). Ecosystem services analysis: Mimicking ecosystem services for regenerative urban design. International Journal of Sustainable Built Environment, 4(1), 145–157. https://doi.org/10.1016/j.ijsbe.2015.02.004

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws in je inbox